Categorie: Column | Gepubliceerd: 20 december 2003

Over staatssecretarissen gesproken

De ene staatssecretaris is de andere niet. Dat blijkt als men de behandeling van het Bouwstoffenbesluit bekijkt en dan in het bijzonder de wijze waarop men tegen AVI-bodemas aankijkt.

Een korte introductie. AVI-bodemas ontstaat bij de verbranding van huishoudelijk afval en daarmee vergelijkbaar bedrijfsafval. Dit materiaal kan na speciale bewerking worden ingezet als secundaire grondstof in allerlei grootschalige werken, zoals geluidswallen en in grond-, weg- en waterbouwprojecten. Jaarlijks ontstaat er in ons land ruim één miljoen ton AVI-bodemas. Op dit moment stagneert de afzet van het materiaal in Nederland omdat twee jaar geleden vragen zijn gesteld over de deugdelijkheid van de afdichting van een werk waarin AVI-bodemas is toegepast. Zowel vanuit maatschappelijk perspectief als vanuit beleidsmatig oogpunt is het dringend gewenst om de afzet van AVI-bodemas vlot te trekken. Maar dat gaat niet zomaar; daarvoor is beleid nodig. Een belangrijk instrument in dit kader is het eerdergenoemde Bouwstoffenbesluit. Dat besluit kent twee doelstellingen, namelijk het beschermen van de bodem en het hergebruik van onder meer secundaire grondstoffen. Dat betekent dat er ook twee staatssecretarissen verantwoordelijk zijn, respectievelijk de heer Van Geel van VROM en mevrouw Schultz van Haegen van Verkeer en Waterstaat. Beiden zouden dus even aanspreekbaar moeten zijn en zich verantwoordelijk moeten voelen voor bijvoorbeeld de afzet binnen de condities van het beleid. Helaas, daar wringt de schoen. Staatssecretaris Van Geel is mede op aandrang van de Tweede Kamer voortvarend bezig met de noodzakelijke aanpassing van het Bouwstoffenbesluit. Het voornemen bestaat dit besluit fundamenteel te herzien, opdat er een evenwicht ontstaat tussen bodembescherming en hergebruik van secundaire reststoffen. Dat is goed voor de toepassing van AVI-bodemas in Nederland. Omdat een dergelijke aanpak enige tijd vergt zullen vooruitlopend daarop op korte termijn ook wat praktische aanpassingen plaatsvinden. Hulde! Staatssecretaris Schultz van Haegen draagt de verantwoordelijkheid om zoveel mogelijk secundaire grondstoffen in te zetten en daarmee primaire stoffen, zoals zand en grind uit te sparen. Maar om dat beleid te laten slagen heeft het toepassen van secundaire grondstoffen een duwtje in de rug nodig, zoals het bij voorrang (laten) toepassen in daartoe geschikte werken. De bewindsvrouwe laat echter regelmatig aan de Tweede Kamer weten dat de markt afdoende zijn werk zal doen en dat verder geen aanvullende voorwaarden nodig zijn. Maar om de markt zijn werk te kunnen laten doen en AVI-bodemas daarin een kans te geven zijn juist aanvullende maatregelen nodig. Het alternatief voor afzet in werken is storten van dit waardevolle materiaal. De staatssecretaris van VROM heeft dat goed begrepen, nu de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat nog.


Vakblad Afval! december 2003 (nummer 9)


Auteur: André Donders
directeur van de Vereniging Nederlandse Afvalondernemingen.