Categorie: Column | Gepubliceerd: 15 januari 2003

HIER en DAAR wat afval

Onze Lieve Heer heeft vele kostgangers, die allemaal afval produceren. Gezamenlijk houden ze daarmee een leger anderen aan het werk en beïnvloeden het aanzien van hun omgeving. Wilmie Geurtjens geeft haar kijk op de wondere afvalwereld.

Voor het provinciehuis in Den Bosch zoogt een bronzen varken haar biggen. Varkens zijn een belangrijke pijler van de Brabantse economie. Dat standbeeld is dus welverdiend. Een leuk bestaan is het echter niet, als zwijn. De vrouwen worden uitsluitend beoordeeld op hun borsten en billen. Is die kont op te snijden in malse lapjes? Hoeveel biggen kan ze zogen? Voor de rest is het: stil liggen, vaak aan een ketting op een metalen rooster, en zoveel mogelijk vreten en baren. Ook de zwijnenman heeft het slecht getroffen. Hij gaat als jongvolwassene de pan in, want het vlees van een volgroeide beer smaakt te ranzig. Een enkele geluksvogel komt incidenteel aan zijn gerief in een kunstvagina. Jammer voor hem is één keer al genoeg om een hele dynastie tot stand te brengen, want met de insemineerspuit is het efficiënt werken. Nee, een hondenleven is het, als varken in Brabant. Het gekke is dat degenen die met de fokkerij hun geld verdienden het ook niet best hadden. Goed, ze woonden in aardige bungalows en reden vaak in een Mercedes. Maar ze werden omringd door een gruwelijke stank, zo zuur en etsend dat stalen dakbalken in de stallen onder hun ogen wegroestten. Hun land, hun lucht, hun water waren bezwangerd met ammoniak, het onvermijdelijke bijproduct van varkensstront. Want al die varkens die in veel te groten getale op elkaar gepakt zaten, produceerden een berg afval waar je u tegen zei. Weliswaar organisch, maar in zúlke hevige concentraties was het puur gif.

Terwijl ook in het zuiden van Nederland afvalverwerkers zich bemoeiden om fracties gescheiden in te zamelen en waar mogelijk te recyclen, werd het varkensafval onverdroten op het land uitgereden of de sloten in gespoeld. De bedrijven waren financieel gezond, maar de hele provincie verzuurde. Uiteindelijk bleken de zwijnen zelf te weinig weerstand te hebben tegen hun onnatuurlijke manier van leven. Een paar jaar geleden sloeg de pest genadeloos toe. Honderdduizenden dieren stierven een pijnlijke dood. Een enorme financiële strop voor de varkensfokkers, die niemand hen toewenste. Velen gingen failliet of misten de moed om opnieuw te beginnen. En toch was dit voor sommigen ook een kans om weer écht te gaan boeren. Om niet langer een gif producerende vleesfabriek te runnen, maar een echte boerderij waar landbouw en veeteelt elkaar ondersteunen. Waar afval zelfs essentieel is binnen de kringloop van het bedrijf, omdat het voedsel vormt voor een ander onderdeel. Waar boeren het land gezond houden in plaats van ziek maken. Die ommekeer heeft positief uitgepakt. We hoeven niet langer met lede ogen toe te kijken hoe een heel landsdeel in stront ten onder gaat. Het stinkt tegenwoordig een stuk minder in de Peel. Je kunt er zelfs weer voor de lol een eind gaan fietsen. En af en toe zie je een paar varkens door de modder rollen.


Vakblad Afval! januari 2003 (nummer 1)


Auteur: Wilmie Geurtjens