Categorie: Politiek en beleid | Gepubliceerd: 29 maart 2017

VNCI: 'Stuur klimaatbeleid op CO2-reductie'

De chemische industrie is energie-intensief en zal dat ook in de toekomst blijven. Dat neemt niet weg dat de bedrijfstak samen met de overheid wil bijdragen aan de transitie naar een CO2-arme samenleving.

Dat is de boodschap van een brief van VNCI-voorzitter Mark Williams en VNCI-directeur Colette Alma aan informateur Edith Schippers. De Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie roept de onderhandelaars voor een nieuw kabinet op om in het toekomstige klimaatbeleid CO2-reductie als primair sturingsinstrument op te nemen. Daarnaast vraagt de vereniging om de nationale investeringsbank Invest-NL primair te richten op verduurzaming en om het Topsectorenbeleid krachtig door te zetten. 

Verduurzamen

De chemische industrie is volgens de VNCI onmisbaar om CO2-reductie en daarmee de verduurzaming aan te jagen, met behoud van hoge levensstandaard. Alma: “Door een eenzijdige focus van het Nederlandse klimaatbeleid op duurzame energieopwekking zoals de bouw van windmolenparken en het benutten van biomassa voor energiecentrales laat de overheid kansen liggen. Daarom vragen wij de informateur om in het regeerakkoord waar het gaat over klimaatbeleid, CO2-reductie als primair sturingsinstrument op te nemen.”

Samenwerken en investeren

Dergelijke bijdragen aan het klimaatbeleid vragen van de chemie grote financiële, technologische en organisatorische inspanningen. Alma: “Onze bedrijven zijn zeer bereid die bijdragen te leveren, maar zijn daartoe uitsluitend in staat als de overheid optreedt als mede-investeerder én een actieve regie voert in de totstandkoming van bijvoorbeeld een warmtemarkt en de aanleg van de relevante infrastructuur. De overheid is eveneens een onmisbare partner bij het ontwikkelen van producten op basis van hernieuwbare grondstoffen zoals biomassa en hergebruik van chemische stoffen. Zonder risico-afdekking door de overheid via een nationale investeringsbank, komen de honderden miljoenen euro’s niet beschikbaar voor grootschalige demoprojecten, pilotplants en nieuwe fabrieken die noodzakelijk zijn om nieuwe duurzame productietechnieken op te schalen, in de markt te zetten én om banen in Nederland te creëren.”

Topsector

Tot slot geven Williams en Alma in hun brief aan dat door co-creatie van bedrijfsleven, kenniscentra en overheid, met voortzetting van het Topsectorenbeleid, Nederland zich kan ontwikkelen tot een proeftuin en voorloper in duurzaamheid met relevante producten en diensten voor de wereldmarkt. Alma: “Duurzaamheid kan dé drijver worden van een nieuw en succesvol Nederlands industrie- en handelsbeleid.”