Categorie: fiscaal | Gepubliceerd: 10 november 2020

Aandeel milieubelastingen stabiel, vooral betaald door burgers

Het aandeel van milieubelastingen in de totale belastingopbrengst blijft stabiel in Nederland. Consumenten betalen de meeste milieubelasting, terwijl ze minder uitstoten.

In 2019 brachten de milieubelastingen in Nederland 24,4 miljard euro op, 7,7 procent van de totale belasting- en premieopbrengsten. De laatste jaren ligt het aandeel van de milieubelastingen redelijk stabiel tussen de 7,67 en 7,74 procent. In 2009 was dit echter nog 8,8 procent. Dat blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS.

De daling op de langere termijn wordt veroorzaakt door een lagere milieubelastingdruk (de opbrengsten van de milieubelastingen als percentage van het bbp) en een hogere druk van andere belastingen. Zo werden btw-tarieven verhoogd en waren er hogere opbrengsten uit onder meer de vennootschapsbelasting en de inkomstenbelasting.

Brandstofaccijnzen vormen met 1,04 procent in 2019 het grootste milieu-aandeel van de belastingen. Daarna volgen energiebelasting (0,83 procent) en motorrijtuigenbelasting (0,72 procent). Emissierechten maken slechts 0,06 procent van alle belastingen uit. De overige milieubelastingen zijn ook goed voor 0,06 procent. Hieronder vallen onder meer de verpakkingenbelasting en afvalstoffenbelasting.

Verdeling

Het CBS merkt op dat het principe 'de vervuiler betaalt' niet opgaat als het om milieubelastingen gaat. Burgers betaalden in 2019 56 procent van de energiebelasting, de emissierechten en de brandstofaccijnzen, de belastingen die het meest direct gerelateerd zijn aan CO2-emissies. Ze waren echter verantwoordelijk voor minder dan een kwart van de uitstoot. Huishoudens betaalden zo gemiddeld 242,82 euro per ton CO2-uitstoot, tegenover 44,20 euro per ton uitstoot voor bedrijven en instellingen.

Als oorzaken noemt het CBS dat de tarieven van de energiebelasting voor kleinverbruikers veel hoger zijn dan voor grootverbruikers en dat sommige brandstoffen niet of minder belast worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om stookolie en gasolie voor schepen en kerosine voor vliegtuigen. Daardoor betaalt ook het vervoer over land onevenredig meer dan scheepvaart en luchtvaart, terwijl die laatste twee sectoren verantwoordelijk zijn voor de meeste CO2-uitstoot.