Categorie: Regels, toezicht en rechtspraak | Gepubliceerd: 17 november 2020

Utrecht moet klein afval alsnog (laten) opruimen

De gemeente Utrecht stelt onterecht dat het niet evenredig is om te handhaven op kleine resten zwerfafval.

Dat blijkt uit een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van vorige week. De zaak draaide om afval dat was achtergelaten na renovatie- en isolatiewerkzaamheden in opdracht van woningcorporatie Mitros. Het ging vooral om piepschuimresten afkomstig van isolatieplaten. De gemeente stelde aanvankelijk dat handhaving buitenproportioneel was, omdat het voornamelijk om piepschuimresten kleiner dan 1 centimeter ging. Het opruimen daarvan zou moeilijk tot niet uitvoerbaar en te duur zijn.

De Raad van State is het daar niet mee eens. Als bewijs voor de hoge kosten voert de gemeente alleen een offerte aan voor het opzuigen en afvoeren van de grond waar de piepschuimresten zich in bevinden. Er is echter niet gekeken naar andere mogelijkheden om de piepschuimresten op te ruimen. Daarmee is het besluit van de gemeente onvoldoende gemotiveerd. Er zal een nieuw besluit genomen moeten worden.

Traag

Opvallend is dat de gemeente in deze zaak erg traag te werk ging. Een inwoner meldde de situatie in september 2018 twee keer aan de gemeente, zonder resultaat. In maart 2019 lag er blijkbaar nog altijd afval, want toen diende dezelfde inwoner een handhavingsverzoek in. Nog eens ruim een maand later kwam een gemeentelijke toezichthouder pas een kijkje nemen. Daarbij werd geen overtreding vastgesteld, hoewel de gemeente daar na bezwaar van de inwoner op terugkwam. Toen werd dus echter geconcludeerd dat de resterende stukken piepschuim te klein waren om op te handhaven.

De Raad van State vindt dit echter een acceptabele gang van zaken. De inwoner betoogde dat, mede gezien de lange tijd tussen de meldingen en de genomen besluiten, er geen sprake was van een zorgvuldig besluit. Omdat er echter wel onderzoek is verricht, slaagt dit betoog niet.