Categorie: jurisprudentie | Gepubliceerd: 10 mei 2021

PG Hoge Raad schaart zich achter Hof in Utrechtse Ja-Ja sticker

Het cassatieberoep van de gemeente Utrecht in de zaak over de Ja-Ja sticker moet worden verworpen volgens het advies van de procureur-generaal.

Zo luidt het advies van plaatsvervangend procureur-generaal (PG) Wissink van de Hoge Raad. De vraag waarover Wissink zich boog, was of het door de gemeente Utrecht ingevoerde 'opt-in' systeem, waarbij huis-aan-huisbladen alleen mogen worden bezorgd op adressen met een Nee-Ja of Ja-Ja sticker, in overeenstemming is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De Ja-Ja-sticker in Utrecht gold aanvankelijk voor ongeadresseerd reclamedrukwerk, inclusief huis-aan-huisbladen. Hiertegen had Stadsblad Utrecht bezwaar gemaakt. Hoewel de rechtbank aanvankelijk niet meeging in dit bezwaar, gaf het Hof in de kortgedingprocedure het Stadsblad wel gelijk. Hierop ging de gemeente in cassatie.

Deels slagen

PG Wissink, die advies geeft in de zaak, geeft nu aan dat hoewel sommige klachten van de gemeente Utrecht tegen de uitspraak van het hof wel deels zouden kunnen slagen, deze echter niet tot cassatie kunnen leiden. Zo klaagde de gemeente over de overweging van het hof dat inwoners door het aanbrengen van een sticker voor buitenstaanders zichtbaar moeten maken dat zij huis-aan-huisbladen willen ontvangen. Het zou kunnen dat het hierdoor denkbaar is dat ze ‘onder minder gunstige maatschappelijke omstandigheden’ problemen krijgen, omdat ze als het ware gedwongen worden een mening naar buiten te brengen met het aanbrengen van de sticker. Dit vindt Wissink wel een beetje ver gezocht. Maar de overige overwegingen van het hof dat het opt-in systeem voor huis-aan-huisbladen in strijd is met artikel 10 van de EVRM blijven volgens Wissink overeind en maken in cassatie geen kans.

Voortbestaan

Zo had de gemeente geklaagd dat het onbegrijpelijk was dat er een reëel gevaar is dat het Stadsblad door de sticker zou verdwijnen, een redenering waarin het Hof was meegegaan. Wissink vindt dat niet zo onbegrijpelijk. De gemeente heeft immers zelf aangegeven dat het aantal adressen waar het Stadsblad zou mogen worden bezorgd substantieel zou dalen. Ook had het Hof geoordeeld dat op voorhand aannemelijk zou zijn dat de digitale exploitatie van het Stadsblad niet rendabel zou zijn. Omdat het Hof in een kortgedingprocedure verder niet verplicht was, zoals de gemeente vond, om hier een uitgebreidere motivering bij te geven, zal deze klacht volgens Wissink verder niet slagen. Dit geldt ook voor overige klachten van de gemeente.

Overigens had de gemeente Utrecht het opt-insysteem al na de uitspraak van het Hof aangepast, zodat deze niet meer voor huis-aan-huisbladen geldt maar alleen nog maar voor reclamedrukwerk. De sticker werpt sinds de invoering vruchten af, liet de gemeente onlangs weten. In 2020 gooiden Utrechters gemiddeld 4,2 kilo minder ongeadresseerd reclamedrukwerk weg.