Categorie: Regels, toezicht en rechtspraak | Gepubliceerd: 24 augustus 2023

Gemeenten moeten meer doen tegen verspreiding rubbergranulaat

Het gebruik van rubbergranulaat als infill op sportvelden is toegestaan, maar daarbij moeten wel de nodige maatregelen worden genomen om verspreiding tegen te gaan. Ook is onderzoek naar bodemverontreiniging nodig. Een aantal gemeenten moet daarmee aan de slag.

Een sportveld met kunstgras, met daarop duidelijk zichtbaar rubbergranulaat.
Foto: Andrew Balcombe | Dreamstime

De gemeenten Putten, Ermelo en Zwolle moeten gaan handhaven bij sportverenigingen die niet alle aanbevolen maatregelen hebben genomen tegen de verspreiding van rubbergranulaat uit hun kunstgrasvelden. In de gemeente Katwijk zijn de preventieve maatregelen op orde, maar is wel meer onderzoek nodig naar eventuele bodemverontreiniging. Dat blijkt uit vijf uitspraken die de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gisteren (23 augustus) deed. 

In alle zaken had de Stichting InStrepitus, een stichting die zich onder meer verzet tegen het gebruik van rubbergranulaat op kunstgrasvelden, een handhavingsverzoek ingediend vanwege het gebruik van rubbergranulaat als 'infill-materiaal' voor kunstgrasvelden van sportverenigingen. Volgens InStrepitus is het gebruik van rubbergranulaat als infill in strijd met de Wet bodembescherming, omdat het granulaat uit bodemverontreinigende stoffen bestaat die (kunnen) uitlogen en daarmee een gevaar voor de bodem onder en rondom een kunstgrasveld vormen. De gemeenten betoogden allemaal dat het gebruik van rubbergranulaat met de juiste preventiemaatregelen voor verspreiding (vastgelegd in het zorgplichtdocument 2020, dat is vastgesteld door de Werkgroep Zorgplicht van de Branchevereniging Sport en Cultuurtechniek) wel acceptabel is. Bij iedere zaak verklaarde de Raad van State tenminste één beroepsgrond gegrond.

Hoewel de stichting technisch gezien dus alle zaken gewonnen heeft, is het de vraag of die daarmee helemaal tevreden is. De Raad van State bepaalt namelijk ook niet dat de preventieve zorgplicht van de Wet bodembescherming betekent dat de gemeenten helemaal geen rubbergranulaat meer mogen gebruiken als 'infill-materiaal' op de kunstgrasvelden. Met de juiste maatregelen kan ook aan die zorgplicht voldaan worden. Het punt is dat niet alle gemeenten die maatregelen ook nemen. Tot die conclusie kwam de bestuursrechter vorig jaar ook al, in een zaak van InStrepitus tegen de gemeente Tilburg.

Overigens laat de Raad van State in het midden of het granulaat een afvalstof is, omdat de handhavingsverzoeken van de stichting daar niet op gebaseerd zijn. De rubberkorrels worden veelal gemaakt van oude rubberbanden. De Europese Commissie werkt wel aan een verbod op het gebruik van rubbergranulaat als infill.

Wel controle, geen handhaving

De gemeente Putten stuurde na het handhavingsverzoek een toezichthouder en een juridisch medewerker van de Omgevingsdienst Noord-Veluwe naar de sportvelden. Die concludeerden dat een aantal maatregelen tegen verspreiding niet waren genomen en dat er rondom de velden (veel) rubbergranulaatkorrels lagen. Er waren bijvoorbeeld geen kantplanken en uitlooproosters aanwezig. Desondanks wees de gemeente het handhavingsverzoek af.

Onterecht dus, vindt de Raad van State. In Zwolle bleken op één veld alle maatregelen inderdaad genomen, maar bij een ander veld ontbraken kantplanken. Ook in Ermelo voldeden de meeste velden, maar op een zogenoemd pannaveld ontbraken kantplanken en uitlooproosters. Het pannaveld wordt inmiddels niet meer als dusdanig gebruikt en het aanwezige rubbergranulaat is er verwijderd. Maar dat betekent niet dat er ten tijde van het handhavingsverzoek geen gebruik meer werd gemaakt van rubbergranulaat. De Raad van State vindt dat ook deze gemeenten dus moeten handhaven.

Bodemonderzoeken

Uit verkennend bodemonderzoek in Putten, uitgevoerd door PJ Milieu, blijkt verder dat de bodem bij de sportverenigingen verontreinigd is - per plek variërend van licht tot gemiddeld en zwaar. De verenigingen moeten dit ongedaan maken, maar dat hoeft volgens de gemeente niet onmiddelijk: dit zou ook kunnen bij een over negen jaar geplande renovatie. De Raad van State vindt dit onvoldoende gemotiveerd. Ongeacht de mate van verontreiniging, moeten de sportverenigingen alle maatregelen nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevergd om die verontreiniging te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken. En dan dus niet over negen jaar.

In Ermelo is ook bodemonderzoek gedaan door PJ Milieu, dat een lichte verontreiniging constateerde. De gemeente vond die verontreiniging niet significant, maar daar gaat de Raad van State niet in mee. Het maakt niet of de verontreiniging significant is in de ogen van de gemeente, deze moet hoe dan ook ongedaan gemaakt worden. De gemeente Katwijk deed alleen onderzoek naar de aanwezigheid van zink, omdat het dat als een goede gidsparameter ziet. De Raad van State vindt echter dat dat de gemeente nog onderzoek moet laten doen naar andere stoffen dan zink. InStrepitus heeft aannemelijk gemaakt dat er kans is op zulke verontreinigingen.

In Zwolle heeft geen bodemonderzoek plaatsgevonden, maar net als in Katwijk heeft InStrepitus met andere onderzoeken wel aannemelijk gemaakt dat er hier ook sprake kan zijn van bodemverontreiniging. Daarom zal de gemeente hier ook moeten handhaven.

Niet-ontvankelijk

InStrepitus diende ook een handhavingsverzoek in over de Katwijkse velden bij het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland. Na afwijzing diende de stichting een bezwaar in, dat door de provincie als beroep werd doorgezonden naar de Raad van State. Dat is echter niet de juiste procedure. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk en de provincie moet het bezwaar alsnog zelf inhoudelijk behandelen.