Categorie: Circulaire activiteiten | Gepubliceerd: 25 november 2020

'Geur van plasticrecyclaat is geen probleem, maar excuus'

Om de sterke geur uit plasticrecyclaat te halen, ligt de bal bij overheden en producenten van plastic verpakkingen. Dat vinden Ulphard Thoden van Velzen van Wageningen Universiteit & Research en Gerrit Klein Nagelvoort van Veolia Polymers. "Wil de overheid écht naar design for recycling? Dan moeten heel wat heilige huisjes sneuvelen."

“In het geval van voedselverpakkingen kunnen nu alleen nog petflessen in gerecyclede vorm opnieuw worden ingezet”, aldus onderzoeker Thoden van Velzen.

Na twee jaar van onderzoek in een proefproject met Aufderhaar Kunststof Recycling presenteerde Veolia Polymers afgelopen augustus een installatie die via een hotwash- en warmeluchttechniek gerecycled plastic ontgeurt. Dit project was een onderdeel van het programma Kunststof Verpakkingsafval als Grondstof, dat is geïnitieerd door Rijkswaterstaat en het Kennisinstituut Duurzaam Verpakken om de toepassing van plasticrecyclaat uit huishoudelijk kunststof verpakkingsafval te vergroten.

In diezelfde zomerperiode rondde Wageningen Food & Biobased Research (WFBR) een onderzoek af naar de herkomst van de moleculaire verontreiniging in plasticrecyclaat (zie kader). De aanleiding voor dit onderzoek was de zoektocht van de gemeenten Utrecht, Den Haag en Amsterdam naar een toekomstig afvalinzamelsysteem. “Ze wilden weten wat er in de wetenschap bekend is over de kwaliteit van gerecycled kunststof, gemaakt uit brongescheiden en nagescheiden kunststofverpakkingsafval”, vertelt WFBR-onderzoeker Ulphard Thoden van Velzen. “We hebben ons hierbij met name gericht op de geur van gerecycled plastic verpakkingsmateriaal, omdat dat een van de merkbare effecten van moleculaire verontreiniging is.”

Gerrit Klein Nagelvoort van Veolia Polymers begrijpt het probleem rond de geur van plasticrecyclaat niet. Dat is opmerkelijk voor iemand die als manager business development betrokken is bij het proefproject met Aufderhaar. “Virgin en gerecycled plastic hebben allebei een geur”, legt hij uit. “Nieuw plastic ruikt bijvoorbeeld een beetje petrochemisch. Gezien de bron is dat helemaal niet vreemd en dat accepteren we. Maar als gerecycled plastic ergens naar ruikt, dan aanvaarden we dat niet.” Hij ziet de geur van gerecycled plastic voor niet-voedselverpakkingen dan ook niet als een probleem. “Producenten van plastic verpakkingen gebruiken de geur als een excuus om recyclaat niet toe te passen. Als die geur echt zo’n groot probleem zou zijn, dan zouden we niet jaarlijks 45 kton plasticrecyclaat kunnen verkopen.” Van het plasticrecyclaat dat Veolia verkoopt, worden onder meer tuinmeubilair en elektronische producten zoals stofzuigers van Philips gemaakt.

Gesloten kringloop

Voor voedselverpakkingen snapt hij het probleem van geur wel. “Een verpakking mag niet anders ruiken dan het product dat in de verpakking zit.” Een oplossing voor dit probleem zou een gesloten kringloop kunnen zijn, waarbij voedselverpakkingen gescheiden van andere verpakkingen worden gerecycled. Bij het streven naar zo’n kringloop speelt de publieke opinie een belangrijke rol, vindt Klein Nagelvoort. “Dat is voor het grote publiek blijkbaar de meest ideale vorm van recyclen.” Thoden van Velzen zet zijn vraagtekens echter bij het streven om gebruikte voedselverpakkingen in een gesloten kringloop te recyclen tot nieuwe voedselverpakkingen. “Een closed loop hoeft niet beter te zijn dan een open loop; het gaat erom dat we zo veel mogelijk kunststofrecyclaat gebruiken.”

Daarbij is het volgens hem nog erg lastig om alle gebruikte voedselverpakkingen te recyclen tot nieuwe voedselverpakkingen. “Nu kunnen alleen nog van gerecyclede petflessen nieuwe petflessen worden gemaakt, omdat pet goed schoon te krijgen is. Dat geldt niet voor HDPE- en PP-plastic. Daarom mag HDPE- en PP-plastic uit virgin materiaal wel als voedselverpakking worden toegepast, maar is het verboden om gerecycled HDPE- en PP-plastic als voedselverpakking te gebruiken. Het zou goed zijn als er aanvullend onderzoek wordt gedaan naar de soorten decontaminatietechnieken, waarmee HDPE- en PP-plastic wel goed schoon te krijgen zijn om tot voedselverpakking gerecycled te kunnen worden.”

De melkverpakkingen van HDPE-plastic in het Verenigd Koninkrijk vormen een uitzondering op het verbod, vertelt Klein Nagelvoort. “In de plasticrecyclinginstallatie in het Britse Dagenham kan Veolia UK gebruikte plastic melkverpakkingen recyclen tot nieuwe melkverpakkingen. Dit is vooral te danken aan de grote hoeveelheid, het gaat jaarlijks om 10 kton gebruikte melkverpakkingen die er hetzelfde uitzien.” Met camera’s en handmatig moeten wel de sinaasappelverpakkingen, die bijna identiek zijn aan de melkverpakkingen, van de sorteerband worden gehaald. “Als sinaasappelsapverpakkingen in hergebruikte vorm als melkverpakking worden gebruikt, kan het een zure smaak aan de melk geven.”

Uniformiteit

Dankzij uniformiteit en massaliteit kunnen Britse melkverpakkingen worden gerecycled tot nieuwe melkverpakkingen en Klein Nagelvoort beschouwt dit als een oplossing die voor alle verpakkingen gebruikt kan worden. “Het beste zou zijn als alle verpakkingen van één productgroep dezelfde kleur hebben”, geeft hij aan. “Zo is shampoo verkrijgbaar in verpakkingen van HDPE-plastic in alle verschillende kleuren, wat de recycling enorm bemoeilijkt. Daarnaast geeft de inhoud – shampoo – een geur mee aan het uiteindelijke HDPE-recyclaat. Als alle shampooverpakkingen in dezelfde kleur worden verkocht, kunnen ze eenvoudiger samen worden gerecycled tot nieuwe shampooflessen. Dan hoeft de geur geen probleem meer te zijn.”

Heeft wijze van afvalscheiding effect op geur plasticrecyclaat?

Plasticrecyclaat uit zowel bron- als nagescheiden huishoudelijk afval geurt, maar wel op verschillende manieren, zo blijkt uit onderzoek van het onderzoeksinstituut van Wageningen Universiteit (WFBR). Foliemateriaal uit bronscheiding ruikt vooral ranzig en nootachtig, materiaal uit nascheiding ruikt met name muf en aards. Hieruit concludeert WFBR dat er geen significant verschil is tussen de hoeveelheid moleculaire verontreiniging in gerecycled materiaal uit beide inzamelsystemen. Uit onderzoek van het Duitse Fraunhofer Instituut, in samenwerking met de Universiteit van Alicante en de Friedrich-Alexander Universiteit in Neurenberg, komt echter naar voren dat de geur van lage dichtheid polyethyleen (LDPE) uit gescheiden inzameling prettiger is, dan de geur van LDPE-materiaal dat samen met huishoudelijk afval is ingezameld. WFBR-onderzoeker Ulphard Thoden van Velzen zet zijn vraagtekens bij de uitkomst van het Duits/Spaanse onderzoek. “Wij weten exact waar de afvalstromen vandaan komen die we hebben onderzocht, maar in hun onderzoek weten zij dat niet. Ze werden zelfs een tikje geërgerd toen ik ernaar vroeg.” Het Fraunhofer Instituut wilde niet meewerken aan een interview voor dit verhaal, vanwege “de gevoeligheid rond dit actuele thema.”

Hij verwacht dat de fabrikanten van merkproducten in de non-foodsector de overstap naar een uniforme kleur voor verpakkingen wel willen maken. “Marketingafdelingen zullen hier niet blij mee zijn, maar ik verwacht dat ze zwichten onder de druk van de publieke opinie. Dat moeten ze ook wel, anders komen we nooit tot een circulaire economie. Daarbij ben ik ervan overtuigd dat zij andere manieren gaan bedenken om hun product te laten opvallen, bijvoorbeeld met een label of met een afwijkende verpakkingsvorm.” Bij de producenten van plastic verpakkingen voorziet Klein Nagelvoort meer weerstand. “Zij adviseren merkproducenten over de toepassing van plasticrecyclaat in hun verpakkingen. Het gebruik van plasticrecyclaat levert hen financieel niets op, dus kiezen zij liever voor virgin plastic. Dat op het gebied van kleur met virgin plastic meer mogelijk is dan met het recyclaat van een uniforme kleur, bestempelen ze naar merkproducenten als een pre.”

Wat betreft design for recycling denkt Thoden van Velzen dat er nog veel winst valt te behalen in onderzoek naar de geurstoffen zelf. “Welke zijn dit, wat is hun oorsprong en zijn die geurstoffen echt nodig? Misschien gebruiken shampoofabrikanten bepaalde stoffen die moeilijk uit het recyclaat te halen zijn.” In zijn ogen spelen de Nederlandse en Europese overheid hierbij een belangrijke rol. “Ze hebben in meerdere documenten het belang van design for recycling aangegeven, maar de vraag is of ze dit ook écht willen. Het kan er namelijk toe leiden dat ze het gebruik van bepaalde stoffen in producten moeten verbieden. Dit soort wet- en regelgeving kan ervoor zorgen dat heel wat heilige huisjes gaan sneuvelen.”

Ook Klein Nagelvoort geeft aan dat er meer onderzoek nodig is, onder meer voor de installatie die via een hotwash- en warmeluchttechniek gerecycled plastic ontgeurt. “Deze installatie heeft als enige maar wel voorname nadeel dat ontgeuren een energieverslindend proces is. Daarom zijn we nu bezig met een nieuw onderzoek, dat tot een chiquer en energie-efficiënter ontgeuringsproces moet leiden. We verwachten hierover begin 2021 een resultaat te kunnen melden.”


Vakblad Afval! november 2020 (nummer 7)


Auteur: Tim van Dorsten