Categorie: Politiek en beleid | Gepubliceerd: 18 maart 2015

Grote bodemvervuiling na 2020 passé

Na 2020 moeten alle vervuilde bodemlocaties veilig zijn voor mens en milieu. Al deze locaties moeten dan gesaneerd zijn of dat de risico's van de vervuiling onder controle zijn of dat er tijdelijke beveiligingsmaatregelen zijn genomen. Er is 536 miljoen euro voor in kas.

Dat hebben IenM, IPO, Unie van Waterschappen en VNG in het bodemconvenant 2016-2020 afgesproken. Deze overeenkomst is een vervolg op het Bodemconvenant 2010-2015. Daarin lag de nadruk op het saneren van vervuilde bodemlocaties die direct gevaar konden opleveren voor mensen. De meeste hiervan zijn nu gesaneerd of tenminste zó beveiligd dat de risico’s beheersbaar zijn en de vervuiling geen gevaar oplevert voor mensen.

Er zijn nog 1500 locaties die met voorrang aangepakt worden door provincies en gemeenten. De vervuiling ervan bedreigt het grondwater en daarmee ook de winning van drinkwater. Verder resteren enkele waterbodemverontreinigingen die aangepakt moeten worden.
Daarnaast zijn er nog ongeveer 200.000 locaties waar mogelijk sprake is van minder ernstige bodemverontreiniging. Deze locaties hoeven niet met spoed gesaneerd te worden omdat bij het huidige gebruik van die plekken geen risico’s zijn, bijvoorbeeld een bedrijfsterrein. Indien de functie of het gebruik van zo’n locatie wijzigt of als er gebouwd gaat worden, kán sanering noodzakelijk zijn.

536 miljoen euro

Gesaneerde locaties of bodemlocaties die onder controle staan, kunnen weer duurzaam en efficiënt worden gebruikt bijvoorbeeld als woningbouwlocatie, bedrijventerrein of park.
Tot en met 2020 heeft IenM 536 miljoen euro gereserveerd voor kosten die decentrale overheden voor bodemsaneringen maken. Als er onverhoopt onvoldoende geld is om een spoedlocatie op tijd gesaneerd te hebben, dan moeten in 2020 in elk geval de risico’s duidelijk zijn en moet er zicht zijn op uitvoering. Provincies en gemeenten zien hier als bevoegd gezag op toe.

Bedrijfsleven betaalt mee

De staatssecretaris van IenM is van plan ook een convenant met VNO-NCW en MKB-Nederland te sluiten. Besluitvorming hierover vindt nog deze maand plaats. In deze overeenkomst maken Rijk en bedrijfsleven afspraken over hun bijdrage in de gezamenlijke inzet bij het afronden van de saneringsoperatie van vervuilde bodemlocaties

VNG

De VNG heeft de afgelopen periode hebben een ledenraadpleging over het concept- Convenant Bodem en Ondergrond gehouden. Er hebben 281 gemeenten (71% van de gemeenten) gestemd. Daarvan hebben 269 gemeenten voor gestemd; 94 procent van de gemeenten die gestemd hebben. Op basis van de uitkomsten van de ledenraadpleging en de gemaakt opmerkingen, heeft het VNG- Bestuur op 12 maart besloten het convenant Bodem en Ondergrond te ondertekenen. Het bestuur heeft daarbij de volgende kanttekeningen:

  • Met de ondertekening van het convenant wordt niet automatisch ingestemd met alle uitwerkingen van het convenant (o.a. in de Omgevingswet). De financiële, personele en praktische consequenties van de uitwerkingen van het convenant en het onderbrengen van de Wet Bodembescherming (Wbb) in de Omgevingswet zijn namelijk niet te overzien. Wij zijn van mening dat hiervoor een apart traject naast het convenant nodig is.
     
  • Een eventuele decentralisatie van taken naar gemeenten, kan alleen onder goede randvoorwaarden. Eén van deze randvoorwaarden is dat oude gevallen/afspraken voor risico en rekening blijven van het bestaande bevoegde gezag Wet bodembescherming of dat hierover in ieder geval duidelijke financiële, juridische en procesmatige afspraken gemaakt moeten worden. Een andere belangrijke voorwaarde is een ruime overgangsperiode naar het nieuwe omgevingsrecht.
     
  • Instemming met artikel 2.3 ‘De decentrale overheden geven ieder vanuit hun eigen verantwoordelijkheid uitwerking aan de beleidsopgaven, zoals geformuleerd in het rapport Opgaven voor de ondergrond, Probleemstelling van het programma STRONG uit juni 2014’, betekent niet dat gemeenten instemmen met uitkomsten van de uitwerking van de in deze probleemstelling benoemde opgaven, zoals mogelijke ondergrondse opslag van afvalstoffen of winning van grondstoffen in hun gebied. Wij gaan ervan uit dat er ruimte blijft voor een bestuurlijke afweging op decentraal niveau.
     
  • Wij gaan ervan uit dat de oude afspraken met  de gemeenten Rotterdam en Amsterdam onverkort worden nagekomen. Daarnaast vragen wij de staatsecretaris voldoende aandacht te hebben voor de specifieke Rotterdamse situatie en de kosten die daaruit voortkomen.
     
  • Wij verzoeken de provincies de gemeenten die geen bevoegd gezag Wbb zijn pro-actief te informeren en te betrekken bij de uitwerking van het convenant. Dat geldt met name voor de afronding van de spoedoperatie en het bijbehorende (administratieve) traject. Ook verzoeken we provincies bij een eventuele decentralisatie te zorgen voor een goede overdracht van taken en informatie.