Hoewel de grondstoffenefficiëntie is toegenomen, is het totale grondstoffengebruik sinds 2010 nauwelijks veranderd. Volgens het PBL is vooral meer 'drang en dwang' in het beleid nodig. Demissionair staatssecretaris Van Veldhoven pleit voor één circulaire economiewet.
Aan alles is te merken dat het Nederlandse circulaire-economiebeleid zich nog in de startfase bevindt. Zo is tot nu toe vooral ingezet op de facilitering van circulaire initiatieven op basis van vrijwillige afspraken, zoals het Plastic Pact en het Betonakkoord. Vrijwilligheid en vrijblijvendheid zijn echter ontoereikend voor de ambitie van het kabinet om in 2050 te zijn overgeschakeld naar een volledig circulaire economie. Dit concludeert het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in de eerste Integrale Circulaire Economie Rapportage (Icer), die ze maakte op verzoek van het kabinet.
In Icer, dat tweejaarlijks gaat verschijnen, geeft het PBL voor het eerst de stand van zaken weer van de overschakeling naar een circulaire economie en volgens het bureau gaan diverse grondstoffentrends niet de goede kant op. De grondstoffenefficiëntie is weliswaar toegenomen, maar dit heeft niet geleid tot minder grondstoffengebruik. Het totale grondstoffengebruik in Nederland is sinds 2010 nauwelijks veranderd en voor de Nederlandse consumptie is zelfs meer land nodig in de productieketen. Daar komt bij dat de leveringsrisico’s voor de Nederlandse economie toegenomen. Bedrijven in de maakindustrie lopen de grootste risico’s vanwege hun afhankelijkheid van zeldzame aardmetalen, kobalt, wolfraam, tantaal, tin en indium. Deze kritieke metalen worden bijvoorbeeld toegepast in machines, onderdelen en voor transportmiddelen en elektronica en zijn belangrijk voor de energietransitie.
Volgens de rapportage is er in Nederland relatief veel aandacht voor de circulaire economie, maar richt het meeste onderzoek en innovatie zich op recycling. “Met een recyclingpercentage van 80 procent doet Nederland het op dit gebied goed, we horen tot de koplopers in Europa”, zegt Aldert Hanemaaijer, wetenschappelijk onderzoeker van het PBL. “Maar een circulaire economie is meer dan alleen recycling. Om productie- en consumptieketen circulair te maken, zijn bijvoorbeeld nieuwe circulaire businessmodellen nodig, deelplatformen en ander consumptiegedrag.” Daarbij tekent hij aan dat ook een hoogwaardige toepassing van recyclaat een belangrijk aandachtspunt is. “Plastic van flesjes moet vaker worden ingezet in nieuwe flesjes en van sloopafval in de bouw moeten nieuwe woningen worden gemaakt in plaats van funderingen.”
Ondanks de relatief goede recyclingcijfers zijn de overige cijfers op het gebied van afval niet goed, stelt het PBL. Zo is de verwachting dat de halveringsdoelstelling voor verbranden en storten van afval in 2022 niet wordt gehaald. Dit geldt voor in totaal zes van de zeven gestelde overkoepelende nationale doelen voor afval, zoals voor het scheidingspercentage van huishoudelijk afval. Dit is toegenomen, maar ligt met 61 procent in 2018 nog ver af van het doel van 75 procent in 2020. Voor de doelen op specifieke afvalstromen, zoals voor bouw- en sloopafval en voor verpakkingsmaterialen is meer vooruitgang geboekt.
Om een volgende stap in te transitie naar een circulaire economie te maken, adviseert het PBL dat het beleid op korte termijn meer gebruik maakt van ‘drang en dwang’. “Denk hierbij aan heffingen, reguleringen, normstelling en het stellen van voorwaarden bij vergunningverlening”, legt Hanemaaijer uit. “De milieuschade wordt nog onvoldoende in de prijzen meegenomen en de huidige spelregels bevoordelen bestaande – lineaire – praktijken ten opzichte van circulaire initiatieven.” Daarbij missen consumenten vaak belangrijke informatie over de producten die ze overwegen aan te schaffen.
Ook adviseert het PBL om het einddoel van een volledig circulaire economie in 2050 en het tussendoel in 2030 concreet en specifiek te maken. “Doe dit voor de uiteenlopende sectoren, zoals de bouw en de maakindustrie, de productieketens en de productgroepen”, geeft hij aan. “Vanuit de Europese Green Deal gaan er waarschijnlijk rapportage-eisen voor bedrijven komen om zicht te krijgen op hun stromen van de grondstoffen die zij gebruiken.” Het PBL kan nog niet zeggen bij welke grondstoffen de meeste winst valt te behalen, om dat dit per doel – zoals klimaat en biodiversiteit – kan verschillen.
Demissionair staatssecretaris Stientje van Veldhoven (Infrastructuur en Waterstaat) is trots dat de basis voor een transitie naar een circulaire economie is gelegd. “We hebben gepionierd en verkend, het is nu tijd voor de volgende stap. Laat elke bloempot standaard van gerecycled plastic zijn, beloon bedrijven voor de CO2-uitstoot die zij via grondstoffen besparen en dring het verbranden en storten van afval terug. Ik vind dat we deze prikkels bijeen moeten brengen in één circulaire economiewet.” Ze vindt dat circulariteit moet lonen. “We willen ondernemers in het proces naar 2050 toe perspectief bieden, de markt zekerheid geven en innovaties stimuleren. Tegelijkertijd moeten we de circulaire economie voor mensen makkelijker en aantrekkelijker maken.”