De Autoriteit Consument & Markt gaat de geplande overname van AEB door AVR verder onderzoeken. De vrees bestaat dat de overname leidt tot hogere tarieven voor afvalverwerking.
Zowel AEB als AVR zijn actief in het westen van het land. Verder zijn er weinig andere concurrerende bedrijven in deze regio, en de bedrijven die er wel zijn, zijn een stuk kleiner. Daarom bestaat de kans dat er na de overname voor gemeenten en ontdoeners te weinig te kiezen overblijft in het westen. Dat blijkt uit het eerste onderzoek van de Autoriteit Consument & Markt (ACM). Het vervolgonderzoek richt zich op de gevolgen voor de verwerking van huishoudelijk afval, bedrijfsafval en licht verontreinigd afval. Daarvoor gaat de ACM onder andere data analyseren van aanbestedingen in de afvalverwerkingsmarkt, interne documenten opvragen en spreken met concurrenten en afnemers.
De ACM kijkt ook naar de concurrentiegevolgen voor nascheiding. AEB en AVR hebben namelijk beide scheidingsinstallaties. Andere afvalverwerkers met scheidingsinstallaties zitten vol of liggen verder weg. Wanneer AEB en AVR na de overname zouden besluiten hun prijzen te verhogen, zouden hun klanten daarom geen volwaardig alternatief hebben, vreest de ACM. Verder denkt de concurrentiewaakhond ook dat de overname kan leiden tot minder kwaliteit, minder innovatie en minder investeringen in duurzaamheid, omdat de concurrentie afneemt.
Op het gebied van licht verontreinigd afval blijft er na de overname in Nederland één concurrent van enige omvang over: ARN in Weurt. Ook die zit echter vol volgens de ACM. Bedrijven en overheden kunnen na de overname met dit soort afval dus alleen nog bij AVR/AEB terecht. Ook dat kan leiden tot hogere prijzen.
Private marktpartijen zien, in tegenstelling tot de ACM, juist voordelen in de verdere privatisering van de verwerkingsmarkt door de overname. Lees daarover meer in Vakblad Afval! nr 3, dat begin mei verschijnt.