Categorie: Politiek en beleid | Gepubliceerd: 21 oktober 2022

'Signalen dat er te weinig plastic afval is'

In Nederland moet meer kunststof recyclaat worden toegepast, maar is er wel genoeg plastic afval beschikbaar als er een verplicht percentage recyclaat voor nieuwe producten wordt opgenomen in de wet? IenW begrijpt deze vraag uit de Tweede Kamer wel.

Plastic moet in Nederland beter worden gescheiden.
Foto: 123rf/hroephot

Naar aanleiding van de begroting voor 2023 van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) kwam onlangs uit de Kamer de vraag hoe groot de vraag naar secundaire kunststoffen is in Nederland, hoeveel feedstock nodig is om daaraan te kunnen voldoen en of er in Nederland voldoende afvalstromen beschikbaar zijn hiervoor. Een precies antwoord op die vraag moet het ministerie de Kamer schuldig blijven, maar dat er zorgen zijn over of er wel genoeg plastic afval is in Nederland staat buiten kijf, blijkt uit de schriftelijke beantwoording van de vraag door de IenW-bewindslieden.

De vraag naar secundair plastic is niet precies bekend, schrijven ze. Wel is duidelijk dat om te voldoen aan de doelstellingen van de Transitieagenda Kunststoffen, die door de sector zelf zijn geformuleerd, er meer recyclaat moet worden toegepast dan nu gebeurt. Daarvoor is allereerst van belang dat er een goed functionerende markt voor recyclaat ontstaat. Dit kan mede ontstaan door normerende maatregelen zoals een verplicht percentage recyclaat in nieuwe producten. Het kabinet zet zich daarom in voor een Europeesrechtelijk verplicht percentage recyclaat in bepaalde productgroepen, zoals plastic verpakkingen.

Maar is daar genoeg plastic afval voor beschikbaar? De bewindslieden erkennen dat hun ministerie signalen ontvangt, ook uit het Transitieteam Kunststoffen, dat er een tekort aan feedstock voor recycling is en dat import nodig is. Tegelijk gaat er echter ook nog veel plastic verloren, doordat het niet goed wordt ingezameld of gesorteerd of door vervuiling. Daarom bekijkt het ministerie op welke manier gestimuleerd kan worden dat meer plastics worden gerecycled, in plaats van verbrand, zodat het plastic afval in Nederland nog beter kan worden benut.

Uit de beantwoording blijkt verder dat IenW samen met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat bekijkt hoe zogenoemde scope 2- en 3 emissies en vermeden emissies zodanig te erkennen en waarderen zijn dat investeringen in het verwerken van secundaire materialen, zoals kunststoffen, aantrekkelijker wordt. De Kamer wordt hier nader over geïnformeerd in het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE).

Importheffing

Uit de Kamer kwamen naar aanleiding van de begroting ook een vraag over de effectiviteit van de importheffing op brandbaar afval: hoeveel CO2-uitstoot werd er in 2020 gereduceerd dankzij die heffing als daarbij zowel de schoorsteenemissies als de vermeden energie-emissies en metaalrecycling worden meegenomen? De bewindslieden wijzen op een eerder met de Kamer gedeelde berekening van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) die uitgaat van een reductie van 0,381 Mton per jaar voor de periode 2020 tot en met 2030 als gevolg van het onder de afvalstoffenbelasting brengen van het verbranden en storten van buitenlands afval. In deze berekening gaat het om schoorsteenemissies in Nederland en heeft het PBL rekening gehouden met de substitutie door andere vormen van energie- en warmteopwekking op basis van de verwachte energiemix. Aangezien metaalrecycling in Nederland niet belast is met de afvalstoffenbelasting is het in beeld brengen van de vermeden energie-emissies van dit proces in het kader van deze maatregel niet relevant, vinden ze op het ministerie.

Met de vraag hoeveel Nederland in 2020 internationaal heeft bijgedragen aan het vermijden van methaanemissies in andere landen door buitenlands afval in Nederlandse afvalenergiecentrales te verwerken in plaats van dat dit in het buitenland werd gestort, stelt IenW dat dit niet vast te stellen is. In 2020 is voor iets meer dan 1 Mton aan afval geïmporteerd. Dit betekent echter niet automatisch dat er dan ook even zoveel afval niet gestort zou zijn. Bovendien zou niet vast te stellen zijn hoeveel methaan daarbij zou zijn vrijgekomen. Bij de verwerking van afval met biogene bestanddelen kan inderdaad methaan vrijkomen. De hoeveelheid verschilt echter per verwerkingsmethode en is bovendien afhankelijk van andere variabelen. Een overzicht van wat er met dit afval gebeurd zou zijn als het niet in Nederland zou zijn geïmporteerd en hier verbrand bestaat niet. Het hier verbrande afval zou ergens anders wellicht gerecycled, mechanisch biologisch verwerkt, verbrand of gestort kunnen worden.

In totaal stelde Kamerleden 226 vragen over de begroting van IenW, waarvan ongeveer 10 procent over afval of circulaire economie ging. Een volledig overzicht van de vragen en bijbehorende antwoorden is hier terug te vinden.

Gerelateerde artikelen