Gemiddeld staat er een tot twee maal in de week ergens in Nederland een vuilniswagen in de brand. Met stip op nummer 1 als mogelijke boosdoener: batterijhoudende apparaten zoals vapes. Ook bij afvalverwerkers is het om de haverklap raak en dus is het tijd voor actie, vindt de branche.
Op maandag 5 juni vond de aftrap van de landelijke campagne ‘Doe maar apart’ plaats bij HKS Metals in Amsterdam. De campagne, een initiatief van de Stichting Open, BRBS Recycling, NVRD, NRF, Stichting Stibat Services, TLN en Vereniging Afvalbedrijven, roept consumenten en bedrijven op losse batterijen, accu’s en elektrische apparaten toch vooral gescheiden in te leveren, en niet bij het restafval of andere soorten afval weg te gooien. Als batterijen (vooral lithium-ion batterijen) in een kraakperswagen, shredder of een AEC terecht komen en beschadigen, is het risico hoog dat deze een brand veroorzaken.
HKS Metals weet er alles van. Het bedrijf heeft ernstige overlast door batterijen die bij het schroot terecht komen, vertelt directeur Wout Kusters. Vorig jaar woedde er in de vestiging in Amsterdam een grote brand en afgelopen weekend nog werd hij gebeld vanwege een brand in een schip met metaalafval in Dordrecht. Hoewel officiële bevestiging van de oorzaak van dit soort branden lastig is, bestaan er sterke vermoedens dat een ontvlamde batterij de boosdoener is.
Niet alleen afvalverwerkers, ook inzamelaars hebben te kampen met branden door batterijen of elektronische apparaten. Zo is er gemiddeld wel een tot twee maal per week ergens in Nederland brand in een vuilniswagen, aldus Steven van Eijck, voorzitter van Stichting Open. “We weten nu dat een vuilniswagen met huishoudelijk restafval doorgaans zo’n twintig vapes bevat. Vaak worden die branden in de vuilniswagens daardoor veroorzaakt. Dat kunnen we niet zomaar door laten gaan.” De landelijke campagne moet helpen het aantal branden bij afvalverwerkers en inzamelaars terug te dringen, en zodoende de veiligheid voor werknemers in de branche te verhogen.
Volgens Kusters doet HKS Metals er veel aan om het risico op brand te beperken. Zo zijn er acceptatievoorwaarden en kunnen leveranciers boetes opgelegd krijgen oplopend van 150 tot 1.000 euro wanneer er toch batterijen of elektrische apparaten tussen het aangeleverde materiaal zit. Infraroodcamera’s houden de temperatuur op het terrein in de gaten, er zijn blusinstallaties, en ook het compartimenteren van uitgesorteerd schroot moet helpen het risico op brand te beperken. Belangrijk is ook de visuele controle van iedere partij bij binnenkomst. Zo hebben medewerkers nog diezelfde ochtend een boormachine tussen het materiaal uitgevist. Visuele inspectie is bij veel afvalbedrijven de manier om batterijhoudende apparaten te detecteren, maar volgens Van Eijck wordt gewerkt aan een innovatievere methode. Hij vertelt dat de stichting in samenwerking met Road2Work in Ede bezig is met het verzamelen van gegevens over batterijhoudende apparaten zodat in de toekomst hopelijk artificial intelligence kan helpen bij het signaleren van deze stroom.
Naast materiële schade en de zorg om de veiligheid van werknemers, zijn de gevolgen van brand ook hogere verzekeringskosten - volgens Van Eijck zouden Nederlandse verzekeraars afvalbedrijven niet meer willen verzekeren - en vaak strenger toezicht door de omgevingsdiensten. Vraag die rijst is of een bewustwordingscampagne van twintig dagen dit probleem gaat oplossen. In gesprek met AfvalOnline benadrukt Van Eijck dat de aanpak breder is. Hij wijst bijvoorbeeld op Wecycle voor bedrijven, waar bedrijven alles waar een batterij, accu of stekker aan zit, gescheiden kunnen inleveren. “De volgende stap gaat denk ik uit Europa komen. Daar zien we dat uitgebreide producentenverantwoordelijkheid centraler gezet wordt. Door middel van ecodesign wordt nu al aangegeven hoe een apparaat in elkaar moet worden gezet zodat het makkelijk te repareren en uit elkaar te halen is. In de toekomst wordt het daardoor waarschijnlijk ook veel makkelijker om batterijen af te scheiden van een apparaat. Maar ik moet wel heel eerlijk zijn. In Europa duurt alles wel ongelooflijk lang en we hebben gewoon haast.”
Zou statiegeld op batterijen niet een veel effectiever en sneller instrument zijn om te voorkomen dat batterijen in een verkeerde afvalstroom terechtkomen? Van Eijck: “Statiegeld werkt soms wel, soms niet. Kijk naar het statiegeldsysteem op blik. Ik neem aan dat dat uiteindelijk wel gaat werken, maar er waren veel opstartproblemen en het duurde jaren om dat systeem op te zetten en te implementeren. Bedenk dan dat bij het statiegeldsysteem voor blikjes ook nog is aangesloten bij het systeem voor plastic flesjes: dezelfde barcode, hetzelfde inname-apparaat. Voor batterijen hebben we zoiets niet, dus we zouden dat helemaal opnieuw moeten gaan bedenken.” Bovendien voorziet hij nog een complicatie: veel batterijen zitten ingesloten in een apparaat, zoals een oplaadbare tandenborstel. “We moeten vermijden dat mensen die eruit willen halen en bijvoorbeeld met een schroevendraaier aan de gang gaan. Dan kan zo’n lithium-ion batterij juist ontbranden, dus dat willen we niet. Statiegeld is voor batterijen dus vooralsnog niet de beste oplossing”, meent hij.
Hoe staat het dan met de inzamelstructuur voor batterijen en AEEA? Is die eigenlijk wel voldoende? Van Eijck denkt van wel. Zo is er voor batterijen op iedere 2.000 inwoners een inzamelpunt bij bijvoorbeeld een Blokker, Gamma of supermarkt. Maar het kan altijd beter, denkt hij, “en daar moeten we niet voor terugdeinzen. Winkels hebben bijvoorbeeld onze inzamelmiddelen eerst met groot enthousiasme voor in de winkel gezet, maar ik zie ze langzamerhand wat naar achteren verschuiven. Dat kan niet, dus daar willen we energie in gaan steken.” Ook moet er oog blijven voor nieuwe apparaten die op de markt komen, zoals de eerdergenoemde vapes, om ervoor te zorgen dat er ook daarvoor een dekkend inzamelnetwerk komt. “Die vapes kopen mensen bij een tabakshandelaar maar daar staan nog geen inzamelmiddelen”, aldus Van Eijck.
Ondertussen worstelen partijen als Stichting Open en Stibat (die vanaf 2024 samen verder gaan) met het halen van de landelijke inzameldoelstellingen. Voor batterijen is dat 45 procent van het gewicht dat in de drie voorgaande jaren op de markt is gebracht en voor elektrische apparaten 65 procent van het gewicht dat in de drie voorgaande jaren op de markt is gebracht. “Inmiddels weten we dat die doelstellingen volstrekt oneigenlijk zijn, zelfs contraproductief”, vindt Van Eijck. Zo zal de hoeveelheid batterijhoudende en elektrische apparaten dat op de markt komt de komende jaren fors toenemen, terwijl tegelijkertijd de levensduur van zowel de batterijen als de apparaten toeneemt. Maar daarmee wordt in de inzameldoelstelling geen rekening gehouden. “Terwijl we veel meer baat hebben bij levensduurverlenging”, benadrukt Van Eijck. Hij heeft in dat kader bij staatssecretaris Vivianne Heijnen onder meer gepleit voor het laten meetellen in de doelstellingen van reparatie of refurbishment van een apparaat, en zij heeft daar volgens hem wel oren naar.
Een optie die al bestaat is het formuleren van een inzameldoelstelling op basis van de hoeveelheid batterijen of AEEA die beschikbaar is voor inzameling. Hiervoor heeft Stichting Open Motivaction gevraagd een uitgebreide bezitsmeting uit te voeren die representatief is voor heel Nederland. “Daardoor weten we nu hoeveel elektrische apparaten een gemiddeld Nederlands huishouden bezit, welke dat zijn, en of die worden gebruikt of niet. We komen binnenkort met de resultaten naar buiten. Met die kennis kunnen we huishoudens motiveren om actiever te opereren zodat wij die apparaten binnen krijgen”, besluit Van Eijck.