Categorie: Regels, toezicht en rechtspraak | Gepubliceerd: 24 oktober 2023

ILT blaft maar bijt niet?

Verpakkingen, zoals glazen flessen, moeten en kunnen lichter. Maar de producenten doen dat niet. De Inspectie Leefomgeving en Transport wil (of kan) het niet afdwingen en lijkt er ook niet veel zin in te hebben, zo blijkt voor de bestuursrechter.


Foto: John Hernandez | Unsplash

Deze keer boog de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zich over de aanpak van afvalpreventie. Meer concreet: preventie van verpakkingsafval. Nog concreter: glazen verpakkingen moeten lichter worden. Dat er minder verpakkingen op de markt moeten komen, is al decennialang beleid. In de Verpakkingsrichtlijn van 1994 staat al dat een verpakking niet meer materiaal mag bevatten dan nodig is voor transport en hygiëne. Veel succes heeft het niet. De hoeveelheid verpakkingsafval neemt alleen maar toe.

Recycling Netwerk wierp zich op de glazen verpakkingen en in het bijzonder op flessen van 700 ml met gedistilleerde dranken en constateerde dat de ene fles 350 gram weegt en de ander 1,4 kilo. Vervolgens deed de milieuorganisatie een handhavingsverzoek: in 2019 vroeg ze de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) het beleid voor verpakkingsreductie te gaan afdwingen bij de glasverpakkende bedrijven. Dat was nog niet zo’n eenvoudige opgave, want wat is nu een minimale verpakking voor een fles met 700 ml gedistilleerde drank? Toch ging de ILT begin 2021 met de producenten en importeurs in gesprek om tot lichtere verpakkingen te komen. Er kwam echter weinig schot in de zaak en aan het eind van dat jaar nam de ILT een forse stap: ze deelde vijftien lasten onder dwangsom uit. De producenten/importeurs kregen tot april 2022 de tijd om aan te tonen dat de verpakkingen wel voldeden aan de regels.

Wel dwangsom, geen inning

April ging voorbij maar geen dwangsom werd geïnd. Wat bleek uiteindelijk: de ILT had de lasten onder dwangsom terzijde geschoven. Daarop stelde Recycling Netwerk tegen veertien producenten bezwaarschiften op. Die kwamen er in feite allemaal op neer dat Recycling Netwerk vindt dat de ILT ten onrechte de lasten onder dwangsom of het voornemen daartoe had opgeheven in plaats van de opgelegde lasten ook echt te innen.

Vanwege de bezwaarschriften organiseerde de ILT een hoorzitting waar alle veertien producenten en natuurlijk ook Recycling Netwerk hun zegje zouden kunnen doen. Maar de dag voor de geplande hoorzitting (afgelopen 12 september) annuleerde de ILT de bijeenkomst. De ILT had afgelopen 9 maart in een andere zaak van Recycling Netwerk een besluit genomen, en dat besluit zou ook voor deze veertien bezwaren gelden. Recycling Netwerk vond dat absurd. Het besluit van 9 maart ging namelijk over de weigering van de ILT van 3,5 jaar geleden om met de handhaving te beginnen, en heeft niets met deze veertien zaken te maken. Daarop stapte Recycling Netwerk naar de Raad van State, omdat de staatssecretaris niet tijdig zou hebben beslist.

Droge materie

Afgelopen maandag, op 23 oktober, kwamen de partijen voor de bestuursrechter van de Raad van State. Hoewel de materie procedureel complex en gortdroog is, was de zitting best vermakelijk. Niet in de laatste plaats door de inbreng van de bestuursrechter zelf en de vertegenwoordiger van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Het leek er sterk op dat de jurist van het ministerie de zaak die ochtend toegewezen had gekregen, want concrete antwoorden kon de bestuursrechter niet krijgen, hoezeer ze ook haar best deed. Bijvoorbeeld, zo wilde de bestuursrechter weten, waarom het ministerie vindt dat de veertien bezwaren te laat zijn ingediend. De hoorzitting zou immers nog niet zo heel lang geleden plaatsvinden en die organiseer je niet als je vindt dat een bezwaar te laat is. Veel verder dan dat het ministerie in haar mening ‘persisteert’, kwam het antwoord niet. Of waarom het besluit van 9 maart toch zou slaan op al die veertien andere zaken? “Dat is mij zo meegedeeld”, was het antwoord. En dat werd niet anders toen de bestuursrechter nogmaals vroeg: “Waar lees ik dat dan in de uitspraak, ik zie geen enkele verwijzing.” Een laatste voorbeeld: wat is het beleid van de ILT bij het opleggen van dwangsommen, wilde de bestuursrechter weten. Dat moet een openbaar stuk zijn en zat niet in het dossier. Dat moest worden nagevraagd door de jurist. Dus werd er geschorst, ook om nog een aantal andere punten door de jurist te laten navragen. Maar ook na de schorsing moest ze het antwoord schuldig blijven. Het zou worden gemaild. De griffier kwam nog even te hulp. “Was het wellicht de Landelijke Handhavingsstrategie?” Nee, ze kon het niet zeggen.

De uitspraak volgt over zes weken.