Stelt Nederland te stevige eisen aan de export van PVC door Vinylrecycling.com? Rechters overwegen het Europese Hof van Justitie in te schakelen als hulplijn. Voor iedereen die worstelt met Europese afvalregelgeving verschaft dat duidelijkheid, maar voor het bedrijf in kwestie kan die duidelijkheid wel eens te laat komen.
Twee jaar geleden werden vijf containers met PVC van Vinylrecycling.com, bestemd voor India, Algerije en Guatemala, aangemerkt als afval. Omdat voor deze landen een uitvoerverbod geldt, is het een geval van ‘illegale overbrenging’ en dus legde de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) een last onder dwangsom op. Daaruit volgde dat een volgende illegaal geëxporteerde container met PVC het bedrijf 100.000 euro kost.
Sindsdien kan Vinylrecycling.com (voorheen handelend onder de naam Besstrade) haar PVC nauwelijks nog kwijt. In Europa is er amper vraag naar doordat producenten hun processen hebben ingericht op de verwerking van grote partijen virgin PVC. In de landen waar er wél volop vraag is, mag er niet meer worden geleverd.
Onterecht, stelde het recyclingbedrijf eerder al voor menig rechter. Het PVC dat ze verscheept, is namelijk geen afval. Het gaat of om bijproducten van producenten die het bedrijf inkoopt en zonder bewerking doorzet naar klanten, of om materiaal dat door bewerking op de site in Lelystad de afvalstatus verliest. De ILT zou veel strengere eisen aan de export stellen dan mag op basis van de wet- en regelgeving. Aan een oordeel of dat waar is, wilde voorzieningenrechters zich niet wagen. Dat is aan de rechters in een bodemprocedure bij de Raad van State was steevast hun reactie.
En dus bogen drie rechters zich gisteren (20 augustus) tijdens een zitting in de bodemprocedure over de vraag of de ILT inderdaad te veel vraagt van Vinylrecycling.com. Ze keken daarbij naar de vijf containers met bestemming India, Algerije en Guatemala, maar ook naar een container met vloeibaar PVC (plastisol), die het bedrijf later verzond om een proces uit te kunnen lokken. Ter zitting werd minutieus besproken waar het PVC vandaan kwam, of het dan overkwam als bijproduct of afval, wat het bedrijf er op haar verwerkingslocatie in Lelystad mee had gedaan en naar welke partij het PVC vervolgens ging en wat die partij er dan weer mee deed. De ILT bleek meerdere malen informatie hierover niet (volledig) te krijgen waardoor het zich genoodzaakt zag de export aan banden te leggen.
De grote vraag is echter of de ILT meer informatie vroeg dan de wet voorschrijft. Een heet hangijzer is met name de vraag of de inspectiedienst een verklaring van het land van bestemming kan eisen, dat de partij PVC er welkom is. De ILT vindt van wel. In het kader van de Evoa-regels voor de export van afval geldt dat het land van bestemming kan eisen dat het PVC teruggaat naar Nederland als ze het aanmerkt als afval (los van hoe Nederland of de verzender het aanmerkt). Vinylrecycling.com moet dit dan betalen en die kosten kunnen flink oplopen. Maar als de exporteur niet kan betalen, is het risico voor de staat en dus de belastingbetaler.
Vinylrecycling.com meent dat de Evoa niet van toepassing is, omdat het volgens de artikel 5 en 6 van de Kaderrichtlijn afvalstoffen (Kra), die gaan over bijproducten en einde-afval, geen afval verscheept. Of er een risico is dat het land van bestemming het wel als afval ziet, vindt het bedrijf niet relevant. Nederland hoeft niet te gaan denken voor de autoriteiten in het land van bestemming. De voorzitter van de rechtbank vraagt de ILT waar uit de wet volgt dat Nederland toch om die toestemming van het land van bestemming zou moeten vragen. Dat leidt tot een koddig moment. De juridisch adviseur van de ILT noemt een wetsartikel, maar als de voorzitter dat erbij pakt en herhaaldelijk vraagt waar het dan precies staat, moet ze het antwoord schuldig blijven. Voor de ILT volgt het echter wel uit de wet. De tegenpartij ziet dat uiteraard anders en benadrukt dat toestemming vragen soms niet alleen een heilloze zaak is omdat er geen reactie komt, maar ook nog eens tot argwaan leidt in het buitenland. Want alleen Nederland zou om de toestemming vragen.
Ondertussen stelt Vinylrecycling.com dat de Evoa niet voor niets een terugneemregeling kent. Die wet gaat uit van een overheid die vertrouwen geeft. Gaat het met een export toch mis, dan is er nog de terugneemregeling. Maar Nederland moet niet op zaken vooruit lopen en al op voorhand een verklaring eisen. De ILT voert nog op dat Vinylrecycling.com PVC jarenlang als afval heeft geëxporteerd naar een aantal vaste klanten. In die zin zou het niet vreemd zijn als buitenlandse autoriteiten het nu dus nog steeds als afval zouden zien te meer omdat het feitelijk over hetzelfde materiaal gaat. De eventuele verwerking in Lelystad komt namelijk vooral neer op verkleining van het materiaal.
Vinylrecycling.com geeft verder onder andere nog aan moeite te hebben met de eis dat PVC afkomstig uit een fabriek (bijvoorbeeld snijafval), dat voldoet aan de Reach-vereisten (Europese regels voor chemische stoffen), toch getest moet worden in laboratorium. Totaal onnodig, maar wel kostbaar, vindt het bedrijf.
Hoewel de kernvraag (vraagt de ILT te veel van Vinylrecycling.com?) voor de rechters helder is, stellen ze dat de zaak complex is. Ter zitting vroegen ze beide partijen wat zij er van vinden als ze prejudiciële vragen over de Europese regels voor (de export van) afval voorleggen aan het Europese Hof van Justitie. De rechters worstelen duidelijk met hoe die uitgelegd moeten worden. Voor Vinylrecycling.com betekent het nog langer wachten op juridische duidelijk en het is de vraag of schuldeisers het bedrijf die tijd nog geven. Een uitspraak binnen de normale tijd van zes weken heeft de voorkeur. Voor de ILT ligt dat anders. De inspectie geeft aan haar werk goed te willen doen en dus graag nadere uitleg te krijgen. Voor andere exporteurs is die uitleg vermoedelijk ook gewenst. Waar de rechters voor kiezen, is nu even koffiedik kijken. Als ze tot een oordeel kunnen komen zonder de uitleg van het Europese Hof zullen ze dit vermoedelijk niet nalaten. Tijdens de zitting gaven ze meermaals aan het belang in te zien van snelle duidelijk voor het recyclingbedrijf. Maar als ze tot de conclusie komen dat ze wel uitleg nodig hebben van het Europese hof, zijn prejudiciële vragen onontkoombaar. Die moeten in zo’n geval dan namelijk worden gesteld.