Categorie: Regels, toezicht en rechtspraak | Gepubliceerd: 26 september 2024

Toch btw-compensatie in hoger beroep

De gescheiden inzameling of de inzameling en nascheiding van verpakkingsafval is geen overheidstaak. Toch mogen gemeenten gebruikmaken van het Btw-compensatiefonds, oordeelde het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep.

Wat het gerechtshof Amsterdam betreft vorderde de Belastingdienst onterecht bijdragen uit het Btw-compensatiefonds terug van gemeenten. (Foto: Maria Weidner | Dreamstime)

De afgelopen jaren vorderde de Belastingdienst bijdragen uit het Btw-compensatiefonds terug van gemeenten. Over de jaren 2015 tot en met 2019 hadden ze om compensatie gevraagd voor de btw die drukte op de kosten van het gescheiden inzamelen en het inzamelen en nascheiden van verpakkingsmateriaal. Onterecht, vond de Belastingdienst, want de gemeenten handelen bij de uitvoering van deze taken als btw-ondernemer en niet als overheid.

Met deze lezing waren gemeenten het niet eens en stapten naar de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank stelde de Belastingdienst vorig jaar in het gelijk en oordeelde dat het gescheiden inzamelen en het inzamelen en nascheiden van verpakkingsmateriaal een economische activiteit is. Tussen de gemeente en de voormalige stichting Afvalfonds Verpakkingen (het huidige Verpact) bestaat een rechtsbetrekking en de gemeente kreeg voor deze activiteiten een vergoeding van de stichting.

Met deze uitspraak waren de gemeenten het niet eens en stapten in hoger beroep naar het Gerechtshof Amsterdam. Ook het hof oordeelde echter dat de gemeente bij de uitvoering van deze taken handelde als btw-ondernemer.

Verleggingsregeling

Net als bij de rechtbank deden de gemeenten een beroep op de verleggingsregeling. Deze regeling houdt in dat de heffing van btw kan worden verlegd naar degene aan wie de levering wordt verricht of de dienst wordt verleend. Voormalig staatssecretaris Menno Snel van Financiën schreef in december 2019 in een brief aan de VNG dat deze regeling niet van toepassing is voor de gemeenten, omdat het afval niet wordt geleverd aan stichting Afvalfonds Verpakkingen. Volgens de gemeente kan de regeling wel betrekking hebben op verwerkingsdiensten met betrekking tot afval, zelfs in gevallen waarin die diensten niet gepaard gaan met de levering van afval. Zo staat in de tekst van de regeling: ‘de levering van en verwerkingsdiensten met betrekking tot afval van ferro- en non-ferrometalen, glas, karton en kunststof’.

In februari 2023 oordeelde de rechtbank nog dat de verleggingsregeling toepassing mist, omdat verwerkingsdiensten gepaard moeten gaan met de levering van afval en die ontbreekt hier. Daarnaast verrichten de gemeenten een meeromvattende dienst, zodat er geen sprake is van een verwerkingsdienst.

De argumentering van de rechtbank volgt het Hof niet. De eis dat verwerkingsdiensten gepaard moeten gaan met de levering van afval, volgt volgens het Hof niet uit de tekst van de regeling en ook niet uit de nota van toelichting. Daarnaast oordeelt het Hof dat de gemeenten activiteiten uitvoeren, zoals de zorg voor de kwaliteit van het afval, het transport daarvan naar de recycler en de rapportage in de wegapplicatie Wastetool, waarvan de afsplitsing kunstmatig zou zijn. Daarom oordeelt het Hof dat de diensten onder de verleggingsregeling vallen en het beroep van de gemeenten gegrond is.

Verschillen in uitspraken

Gemeenten en de Belastingdienst hebben elkaar de afgelopen periode vaker voor de rechtbank gedaagd. Zo stelde vorig jaar de rechtbank Den Haag en vervolgens het Gerechtshof Den Haag de Belastingdienst in het gelijk, maar de rechtbank Gelderland stelde eerder dit jaar de gemeenten in het gelijk. Volgens de laatstgenoemde rechtbank had het voor de hand gelegen als de fiscus één of twee gemeenten had uitgekozen om die zaken uit te procederen en de bezwaarbehandeling van de andere zaken aan te houden. De Belastingdienst heeft er echter voor gekozen – en de rechtbank begrijpt dat dit landelijk is afgestemd – om geen bezwaren aan te houden, zodat de gemeenten zich niet konden verenigen. Voor elke gemeente volgde daarom een aparte rechtszaak, ondanks dat alle rechtszaken nagenoeg identiek waren. Vanwege deze beslissing van de Belastingdienst vindt de rechtbank het passend dat de Belastingdienst per gemeente 2.000 euro moet betalen voor de bezwaar- en beroepsprocedure.

Gevolgen

Het is voor de Belastingdienst nog wel mogelijk om in cassatie te gaan. Dit dient binnen zes weken na de uitspraak – die op 15 augustus plaatsvond – te gebeuren. De uitspraak is gisteren (25 september) verschenen op Rechtspaak.nl.