Categorie: Regels, toezicht en rechtspraak | Gepubliceerd: 17 mei 2023

OM eist zware straffen voor fraude met afvalstoffen

Een celstraf van 4 jaar en geldboetes tot 1,5 miljoen euro. Het Openbaar Ministerie neemt een zaak waarin een ondernemer en zijn voormalige bedrijven gesjoemeld zouden hebben met afvalstoffen en producten voor diervoerders heel hoog op.

In een strafzaak naar fraude met afvalstoffen en producten voor diervoeders door ‘een groot Amsterdams bedrijf’ eiste het Openbaar Ministerie (OM) gisteren (16 mei) forse straffen tegen zes verdachten. Het betreft een natuurlijk persoon (de feitelijk leidinggevende van het bedrijf) en vijf rechtspersonen.

Het OM noemt zelf geen namen, maar het AD meldde afgelopen maand al dat er naar aanleiding van de fraudezaak een dagvaarding op de mat lag bij verdachte Peter B., volgens zakenblad Quote in 2020 nog goed voor een vermogen van 200 miljoen euro. In de dagvaarding zouden verder zijn voormalige bedrijven Kuminda bv, Noba bv, Rotie bv, Simadan Holding bv en BDA bv staan. Genoemde bedrijven waren onderdeel van een industrieel complex in het Westelijke havengebied in Amsterdam. Ze hielden zich bezig met het inzamelen en verwerken van gebruikt frituurvet en organisch bedrijfsafval, het produceren van vetproducten voor de diervoederindustrie en het produceren van biodiesel van gebruikte vetten en oliën. Kees B. heeft deze bedrijven inmiddels allemaal verkocht.

Het OM verwijt de verdachten onder andere dat zij stoffen die niet geschikt zijn voor diervoeding hebben aangemerkt als wel geschikt, dat zij valse facturen/documenten hebben opgemaakt om stoffen die niet geschikt zijn voor diervoeding te ‘upgraden’ tot geschikt en dat stoffen met een te hoog gehalte kwik en metalaxyl zijn opgeslagen, gemengd en in de handel zijn gebracht. Ook is er niet voldaan aan de verplichting om die te hoge gehaltes te melden bij de NVWA. Tot slot stelt het OM dat verdachten hebben deelgenomen aan een criminele organisatie.

Tweede generatie biodiesel

Peter B. zag voor zijn biodieselbedrijf mogelijkheden om ingezamelde frituurvetten te gebruiken bij de productie van biodiesel. Deze zogenoemde tweede generatie biodiesel wordt geproduceerd uit niet-voedsel gerelateerde bronnen. B. verwachtte op deze manier een behoorlijke CO2-reductie te bewerkstelligen en verkocht de geproduceerde biodiesel aan grote spelers op de markt. De productie van deze biodiesel werd voor hem nog interessanter toen deze de status ‘dubbeltellend’ kreeg. Doel hiervan was de productie van biodiesel op basis van plantaardige oliën en vetten te ontmoedigen omdat deze ook geschikt zijn voor menselijke consumptie, om zo een bijdrage te leveren aan het behalen van de klimaatdoelen. Echter bleek deze regeling volgens het OM in de praktijk nogal fraudegevoelig.

Uit het strafrechtelijk onderzoek is bijvoorbeeld gebleken dat het vetveredelingsbedrijf opzettelijk begeleidingsformulieren onjuist heeft ingevuld en hiermee transporten van partijen afval buiten de wettelijk verplichte registratie heeft gehouden. Ook is gebleken dat materiaal dat vrijkomt uit afvaltanks van de biodieselfabriek, materiaal dat niet in diervoeder mag worden verwerkt, door verdachte naar de diervoederproducent is gestuurd voor verwerking. Verder wees het onderzoek uit dat de biodieselfabriek biodiesel produceerde en in de handel bracht, in strijd is met de Europese regelgeving omdat het niet op de juiste manier was geproduceerd. Deze regelgeving beoogt veiligheid in de voedselketen en daarmee onder andere het voorkomen van ziekten als BSE en andere dierziekten en te hoge gehaltes aan dioxine in (dier)voeding.

Vertrouwen veiligheid voedselketen

“Consumenten moeten kunnen vertrouwen op de veiligheid in de voedselketen. Om die veiligheid te kunnen waarborgen gelden er strenge eisen voor producten. Dierlijke (bij)producten die een potentieel gevaar vormen voor de veiligheid mogen niet de status ‘voor diervoeder geschikt’ krijgen als ze eenmaal gelabeld zijn als ‘niet voor diervoeder geschikt’. Om dat te bereiken zijn er kwaliteitswaarborgen en certificeringssystemen in het leven geroepen voor de branches. Deze verliezen echter hun waarde en betrouwbaarheid als gecertificeerde bedrijven zich hieraan niet houden en als niet geschikte stoffen worden gemengd met geschikte stoffen om vervolgens een hele partij op te waarderen tot geschikt”, aldus de officier. En dat is precies wat verdachte volgens haar heeft gedaan.

Volgens de officier was het bedrijf van verdachte zijn kindje. Maar het lijkt er op dat het ‘kindje’ ook zijn melkkoe was en dat heeft er niet toe bijgedragen dat het bedrijf zo ‘groen’ was als bij aanvang het idee was. Dat rekent de officier verdachte zeer aan. “Wat daarbij niet tot zijn voordeel strekt is dat hij vooral naar zijn personeel wijst voor hetgeen er allemaal fout ging. Immers, hij had toch mensen in dienst genomen die er verstand van moesten hebben? Hijzelf had geen verstand van milieu, verklaarde hij ter zitting”, aldus de officier. Met betrekking tot de rechtspersonen merkt zij nog op dat zij uiteindelijk allemaal dienstig zijn geweest aan het plegen van de strafbare feiten en er net als verdachte financieel van hebben geprofiteerd.

Tegen de verdachte eiste de officier een gevangenisstraf van 4 jaar waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast eiste zij een geldboete van 750.000 euro en een voorwaardelijk beroepsverbod van vijf jaar. Met een proeftijd van twee jaar. Tegen de rechtspersonen eiste het OM geldboetes van respectievelijk 650.000 euro, 700.000 euro, 1.200.000 euro en twee maal 1.500.000 euro. De rechtbank doet op 21 juli uitspraak. De advocaat van B. was vanmorgen niet bereikbaar voor een reactie op de eis van het OM.