Het is in de praktijk ondoenlijk om de eventueel ontstane schade door Nederlands plasticafval te compenseren, vindt het kabinet. De export van plasticafval krijgt al specifieke aandacht bij controles om illegale activiteiten tegen te gaan.
Het kabinet zet in op het voorkomen van onwenselijke storten van Nederlands afval buiten de EU, maar ziet geen mogelijkheden om eventueel opgedane schade door Nederlands plasticafval te compenseren. Dit komt omdat dit in de praktijk ondoenlijk is. De schuldvraag alleen is al erg complex. Dit laten minister Barry Madlener en staatssecretaris Chris Jansen van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) weten in reactie op de petitie ‘Helder over elders’ van het samenwerkingsverband Building Change.
De vaste commissie van IenW heeft afgelopen oktober deze petitie ontvangen. Hierin stelt Building Change niet alleen vragen over het herstellen van ontstane schade door dumpingen van Nederlands plasticafval, maar ook over het voorkomen van illegale plasticexport naar lage inkomenslanden. Beide bewindslieden geven aan dat toezicht en handhaving bedoeld zijn om illegale activiteiten tegen te gaan en de export van plasticafval krijgt al specifieke aandacht bij controles. Met toegesneden regelgeving is het volgens hen mogelijk de effectiviteit van dit toezicht en handhaving te optimaliseren.
Daarnaast was de bestrijding van illegaal afvalexport een van de hoofddoelen van de recente herziening van de EU-verordening overbrenging afvalstoffen, die sinds 20 mei 2024 in werking is getreden en per 21 november 2026 een verbod op de export van kunststofafval uit de EU naar niet-Oeso-landen kent. Volgens Madlener en Jansen zal Nederland toezien op de naleving van dit exportverbod en waar nodig handhavend optreden.
Verder wilde het samenwerkingsverband weten hoe het kabinet ervoor gaat zorgen dat de winning van kritieke grondstoffen voor elektrische fietsen geen negatieve gevolgen heeft voor landen waar deze winning plaatsvindt. Madlener en Jansen geven aan dat het kabinet zich bewust is van de impact van de delving van kritieke grondstoffen op mens en milieu. Onder meer via de Nationale Grondstoffenstrategie zet Nederland zich daarom in voor verantwoorde mijnbouw en het verminderen van negatieve gevolgen. Dit gebeurt onder meer door het Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen aan te jagen.
Daarnaast zijn in de EU-batterijenverordening, die sinds de zomer van 2023 van kracht is, gepaste zorgvuldigheidseisen voor bedrijven genomen. Bedrijven zijn verplicht om potentiële sociale en milieurisico’s te voorkomen of aan te pakken die verband houden met het inkopen, verwerken en verhandelen van de grondstoffen die nodig zijn voor de fabricage van batterijen. Daarbij stelt de verordening eisen op het gebied van recycling en op termijn voor het gebruik van gerecycled materiaal in de productie van nieuwe batterijen.
Verder investeert de overheid via het Nationaal Groeifonds-programma ‘Material independence & circular batteries’ in het opbouwen van batterijrecycling in Nederland en het ontwikkelen van batterijen met alternatieve grondstoffen.