De manier waarop het demissionaire kabinet de afvalsector financieel wil laten opdraaien voor het niet invoeren van de polymerenheffing, gaat er bij een deel van de Tweede Kamerleden niet in. Met een motie dringen ze aan op alternatieve maatregelen.
Het niet invoeren van de polymerenheffing leidt, zoals inmiddels wel bekend in de afvalsector, tot een budgettaire derving van 567 miljoen euro structureel. Het demissionaire kabinet ondervangt deze derving in het Belastingplan 2026 goeddeels met een technische invulling bestaande uit een generieke verhoging van de afvalstoffenbelasting en de aanscherping van de CO2-heffing voor afvalverbrandingsinstallaties (avi’s). Tegelijk kiest het kabinet ervoor om de terugsluis van de CO2-heffing naar het Klimaatfonds af te schaffen voor zover deze van avi’s afkomstig zijn. Hierdoor zijn deze opbrengsten niet beschikbaar voor ondersteuning van investeringen in verduurzaming.
Speelveldtoetsen laten zien dat deze maatregelen leiden tot minder recycling in Nederland, meer afvalexport, minder verwerkingscapaciteit en ten koste gaat van banen en innovatie. Daarom vragen Luc Stultiens, Ani Zalinyan (beiden GroenLinks-PvdA), Pieter Grinwis (ChristenUnie) Henk-Jan Oosterhuis (D66) de regering in een motie budgettaire opgave bij de aanstaande voorjaarsbesluitvorming zo veel mogelijk in te vullen met alternatieve maatregelen, zo mogelijk met alternatieven die door de Werkgroep afvalsector worden aangereikt, en daarbij heffingen te prioriteren op fossiele en lineaire consumptie, productie en plaatsing op de Nederlandse markt. Avi’s moet daarnaast de mogelijkheid geboden krijgen om afdoende ondersteuning voor investeringen te kunnen aanvragen, bijvoorbeeld via het SDE+-fonds,
Stultiens diende de motie gisteren in tijdens het afsluitende debat over het Belastingplan 2026. Staatssecretaris Eugène Heijnen gaf de motie ‘oordeel Kamer’, waardoor deze behoorlijk kansrijk lijkt. Dat geldt niet voor een amendement dat Denk-Kamerlid Doğukan Ergin eerder aankondigde. Hij wil de structurele verhoging van de afvalstoffenbelasting terugdraaien en dit dekken door het budget van fiscale stimuleringsregelingen als de EIA, Mia en Vamil evenredig te verlagen. Heijnen ontraadde dit. Het kabinet stelt dat het verlagen van de budgetten van de regelingen een significant negatief effect heeft op het aantal investeringen in innovatieve, milieuvriendelijke en energiebesparende bedrijfsmiddelen.
De stemmingen over het Belastingplan en moties en amendementen zijn voorzien op donderdag 27 november.