Met 12 procent marktaandeel is Den Ouden de grootste in de groenrecycling, een versnipperde markt met zo'n negentig spelers. Groene reststromen zijn voor het bedrijf waardevolle grondstoffen, waarvan het wel vijftig verschillende producten maakt. Daarmee brengt Den Ouden de biobased economie al in praktijk. Speerpunt voor de toekomst: producten met een hogere toegevoegde waarde.
Na een gesprek met Jochem Langenhuijzen en Jeroen den Ouden van Den Ouden Groenrecycling laat je het wel uit je hoofd om snoeihout, bladeren, slootmaaisel, of gerooide struiken nog langer afval te noemen. Voor hun toeleveranciers is het inderdaad iets waar ze graag vanaf willen. Voor Den Ouden Groenrecycling zijn het waardevolle grondstoffen, waar ze compost, bomenvoeding, bodemverbeteraars en -bedekkers en biomassa voor energieopwekking van maken. En nog tientallen andere producten.
Toch is er een vloeiende lijn van groene reststromen met een negatieve waarde – die je dan afval zou kunnen noemen – naar stromen met een hoge waarde. Dat komt tot uitdrukking in de prijs die de toeleveranciers moeten betalen om te kunnen leveren of de prijs die ze juist krijgen bij aanlevering. “Onze toeleveranciers zijn hoveniers, milieustraten van de gemeenten, plantsoenendiensten, bedrijven in de weg- en waterbouw die bomen en struiken verwijderen bij de aanleg van infrastructuur en bedrijven die sloten en bermen maaien”, vertelt Den Ouden, verantwoordelijk voor de in- en verkoop van de groene reststromen en producten voor de groenrecyclingtak van Den Ouden. “Hoe laagwaardiger de groenstroom, hoe meer ze betalen om die kwijt te raken. Voor stamhout of houtchips krijgt de leverancier juist geld.”
Het bedrijf heeft vijf eigen locaties in Noord-Brabant en eentje in het Gooi en is onderdeel van Den Ouden Groep, die zich verder bezighoudt met betonaanleg, binnenstedelijke herinrichting en bodemveiligheid door het opsporen van explosieven. Ook mestverwerker Ferm O Feed hoort bij de groep. [zie kader]
Jochem Langenhuijzen is de directievoorzitter van de hele groep. Een hecht familiebedrijf, gestart in 1948 in het Brabantse Schijndel. Inmiddels is de derde generatie Den Oudens aan zet. Er werken zeven neven met die naam bij het bedrijf, van wie twee in het directieteam. Opvallend is dat de voorzitter niet tot de familie behoort. “In 2013 trad algemeen directeur Berrie den Ouden terug en was het voor de familie een logische zaak dat zijn medebestuurder, destijds de financieel directeur, het stokje overnam”, vertelt Langenhuijzen. “Samen met twee neven van de familie vormen wij het huidige bestuur. Bovendien denk ik dat de tweede generatie blij is met een mix tussen familieleden en een niet-familielid. Peter den Ouden zit nog in het managementteam en kan als laatste van de tweede generatie informatie doorgeven. Hij vervult voor ons een coachende rol.”
Het belangrijkste onderdeel van Den Ouden Groenrecycling is de compostering. Den Ouden: “Het ingenomen groenafval wordt eerst verkleind en dan in rillen gezet, in de buitenlucht. Vaak is het een mix van groenafval, snoeihout en gras. Daarmee krijg je een goed composteringsproces. Het moet warm genoeg worden om ziektekiemen te doden.” Met machines worden de rillen regelmatig omgezet. Na tien à twaalf weken is de compost klaar. Dan wordt hij gezeefd. De fijne fractie wordt verwerkt tot producten voor land- en tuinbouw en openbaar groen. De grove fractie gaat richting biomassacentrales.
Ferm O FeedIn het verleden heeft Den Ouden zich beziggehouden met inzameling, transport en uitrijden van mest. Toen mestverwerking opkwam, was het een logische stap om pluimveemestverwerker Ferm O Feed over te nemen. Na een brand op de oude locatie heeft Den Ouden in Helmond daarvoor een nieuwe locatie gebouwd. Ferm O Feed composteert mest van pluimvee en perst deze, samen met toevoegingen, tot organische meststoffen in korrelvorm. Die worden in het buitenland afgezet onder de naam Fertiplus en zijn bijvoorbeeld bestemd voor de citrus- en olijventeelt. Ferm O Feed past binnen de bedrijfsfilosofie om na bewerking organische stof en vruchtbaarheid terug te brengen in de bodem. |
Compost heeft tegenwoordig de wind mee. In de land- en tuinbouw groeit het besef dat bodemleven van groot belang is en dat compost een belangrijke rol speelt bij de instandhouding daarvan. Verder zorgt de Green Deal Veenvervanging voor een grotere vraag vanuit de potgrondleveranciers. In de Green Deal is afgesproken veen in potgrond deels te vervangen door compost. “Dat heeft als resultaat dat het aandeel in potgrond inderdaad stijgt. Het lag op 10 procent, inmiddels is dat 15 procent. Bovendien is in Engeland veen als basis voor potgrond helemaal geschrapt”, vertelt Langenhuijzen.
Een groeiende tak is de biomassa: houtchips als biobrandstof in centrales. Den Ouden belevert 25 van zulke centrales, tot op 300 kilometer van Nederland.
Den Ouden: “Tien jaar terug maakten we gewoon compost. Nu kijken we steeds meer naar behoeften, wat de samenstelling van een product moet zijn. Wat vraagt een bepaalde grondsoort of gewas aan bodemverbetering of -voeding? Verder wijzigt het klantenbestand, van veelal agrarisch en groen naar industrieel. Het verdienmodel zit steeds meer aan de productenkant en minder aan de innamekant. Dat komt met name doordat er steeds meer vraag is naar biomassa om te stoken.”
“Iedere biomassacentrale hanteert haar eigen gewenste productspecificatie van de biomassastromen”, legt Den Ouden uit. “Met onze eigen faciliteiten en productiemethodes proberen we te voldoen aan die specifieke wensen van de klant. Bovendien willen de centrales zekerheid over de leveranties en niet afhankelijk zijn van partijen die af en toe iets komen brengen. We doen er alles aan om die zekerheid te bieden, zodat de centrales niet zonder biomassa-input komen te zitten. We produceren met onze eigen grondstoffen en daarnaast bundelen wij kleine stromen en bewerken ze volgens de specificaties van de biomassacentrales. Ook hebben we eigen transport, zodat alles gestroomlijnd verloopt.”
Wat opvalt bij het bedrijf is dat veel leveranciers tevens afnemer zijn, bijvoorbeeld gemeenten en hoveniers. Ze brengen hun groen als afval en nemen de opgewaardeerde producten zoals compost of bodemverbeteraar weer mee.
Den Ouden Groenrecycling houdt zich echter verre van gft uit huishoudens. “Dat is erg vervuild en er zit veel te veel zout in”, zegt Langenhuijzen. “Het is voor ons geen waardevolle grondstof. Gft is echt afval, waar gemeenten iets mee moeten. In vergisting ligt niet onze interesse. Het is te veel subsidiegedreven. Dat is voor ons niet het goede uitgangspunt. Wij streven naar een rendabele business case.”
Langenhuijzen kijkt met interesse naar de discussie over de biobased economie. En ook met enige geamuseerdheid, omdat het zo’n vergadercircus is geworden. “We zitten er al middenin. We hebben een tweeledige rol: de verwerking van reststromen tot bruikbare producten en de opwaardering van grondstoffen voor hoogwaardige toepassingen. We doen wel mee aan de discussie over een omslag naar biobased, maar houden veel binnenshuis, tot we een rendabele case hebben ontwikkeld. Zo maken we bijvoorbeeld duurzaam beton door fossiele grondstoffen in het productieproces deels te vervangen door reststromen. Dat passen we toe in onze bedrijfstak die betonwegen aanlegt. We hebben bij onze afzet steeds meer oog voor de civiele techniek en de maakindustrie.”
De veranderde focus maakt dat Den Ouden Groenrecycling met een andere blik naar grondstoffen is gaan kijken. Van grasmaaisel kun je compost maken, maar er zitten ook waardevolle eiwitten en vezels in. Samen met een onderzoeksbureau onderzoekt het bedrijf de mogelijkheden om daar nieuwe producten van te maken. Langenhuijzen: “De vraag daarbij is steeds: kun je de stromen die je toch al in handen hebt ook op andere manieren tot ontwikkeling brengen? Passend binnen onze filosofie dat deze ontwikkelingen niet subsidiegedreven moeten zijn.”
Hoewel ze zelf niet in die termen denken, heeft Den Ouden Groenrecycling toch te maken met de schimmige definitie wanneer iets afval is, en wanneer niet. Op Europees niveau woedt een discussie daarover onder de noemer ‘Einde-afvalcriterium’. “Er is geen eenduidigheid op het moment”, zegt Den Ouden. “Als je iets verbrandt in de huisvuilcentrale is het afval, en heb je dus te maken met afvalstoffenheffing. Als je vershoutbiomassa verbrandt in een biomassacentrale geldt dat niet. We hebben tot nu toe niets te maken met de afvalstoffendiscussie, maar zo’n Europese discussie kan zomaar omslaan. Dat kan dan de biomassacentrales aangaan en indirect ons als toeleverancier daarvan.”
Voor de toekomst is het bedrijf gericht op expansie en innovatie. Sinds drie jaar bouwen ze, naast de eigen locaties, aan een netwerk van dealers. Dat zijn bedrijven die de bodemverbeteraars vermarkten. “Dat werkt goed voor ons en voor de dealers en dat willen we uitbreiden”, zegt Den Ouden. Verder vindt de uitbreiding ook plaats met eigen locaties. “In de Randstad is veel behoefte aan bodemproducten. Daarom willen we een nieuwe locatie in de regio Rotterdam/Den Haag opzetten. Verder kijken we naar België en Duitsland waar behoefte is aan biobrandstoffen.” Elk jaar brengt het bedrijf twee tot vier nieuwe bodemverbeteraars op de markt. Dat blijft doorgaan; daarnaast ontwikkelen ze – zoals hierboven beschreven – in de toekomst meer hoogwaardige producten.
Vakblad Afval! april 2015 (nummer 2)