Een tamelijk tam debat met een filosofisch tintje. Dat was het circulaire-economiedebat in de Tweede Kamer, waarin helder werd dat de staatssecretaris geen heil ziet in nationale wetgeving om de recyclebaarheid van verpakkingen te verhogen.
Demissionair staatssecretaris Steven van Weyenberg gaat niet 'scheidsrechteren' in de onderlinge discussie tussen de supermarkten en de producenten van blikken verpakkingen over een inzamelsysteem voor blikjes. Ook niet als over twee weken blijkt dat ze er zelf niet uitkomen. Dat zei Van Weyenberg gisteren (18 november) tijdens het Circulaire Economiedebat in de Tweede Kamer, dat werd voorgezeten door Dion Graus (PVV).
De afspraak is dat er op 31 december 2022 een operationeel systeem moet zijn voor statiegeld op blikjes, en dat over 2024 90 procent van de blikjes aantoonbaar moet worden ingezameld. Deze week werd echter duidelijk dat de supermarkten en producenten niet op één lijn liggen over hoe dat systeem eruit moet zien. Van Weyenberg had hierover afgelopen woensdag nog een gesprek met de partijen. “De wet zegt heel bewust niet hoe ze het moeten doen, en ik heb hen gisteren ook gezegd dat ik dat salomonsoordeel niet ga geven. Dat is aan hen. Uiteindelijk reken ik hen alleen af op of ze de doelen uit de wet halen”, aldus de staatssecretaris. Ook als over twee weken blijkt dat de partijen er niet uitkomen, zal Van Weyenberg dus geen partij kiezen, liet hij duidelijk weten. “Dan ga ik maatregelen nemen om hen te stimuleren om op een andere manier de doelen te halen. Maar ik wil dat iedereen doorheeft – en dat heb ik gisteren ook tegen hen gezegd - dat wachten er niet toe zal leiden dat ik alsnog een keuze tussen de twee ga maken.”
De staatssecretaris reageerde hiermee onder meer op vragen van Eva van Esch van de Partij voor de Dieren, die graag ook wilde weten wat de staatssecretaris gaat doen als blijkt dat het plan waar de partijen mee komen, niet deugt. Van Weyenberg liet zich echter niet verleiden tot het speculeren over de inzet van mogelijke instrumenten. Hij wees wel op de wet waarin staat dat als de partijen de afspraken niet nakomen, de verantwoordelijkheid uiteindelijk zal komen te liggen bij individuele producenten.
Van Esch profileerde zich tijdens het debat verder als voorstander van verboden. Zo zou ze, net als diverse milieuorganisaties en ook PvdA en GroenLinks, graag een volledig verbod zien op wegwerpbekers en voedselverpakkingen. In het huidige voorstel staat een uitzondering voor exploitanten die gebruikmaken van recyclebare bekers en voedselverpakkingen en deze ter plaatse scheiden. Daarnaast pleitte ze voor een verbod op sigarettenfilters met plastic. In reactie op Van Esch trok Henri Bontenbal (CDA) het debat een filosofische kant op. Hij vond dat met een verbod op sigarettenfilters weggegaan werd van het achterliggende morele probleem, namelijk dat het een kwestie van fatsoen is om geen peuken op straat te gooien. “Moet een producent verantwoordelijk zijn voor het gedrag van de consument?”, vroeg hij.
De kwestie deed Van Weyenberg denken aan een project in Amerika waarbij ouders van schoolkinderen een boete kregen als ze hun kinderen te laat naar school brachten. Dit leidde, tegen de verwachting in, tot méér kinderen die te laat kwamen omdat ouders het gevoel hadden dat ze dit konden afkopen. Elk systeem rond beprijzing is nooit een alternatief voor goed gedrag, vond Van Weyenberg, “maar we hebben het hier zo ingericht dat we niet bang hoeven te zijn voor het Amerikaanse laatkom-project.” Reden die hij voor deze stelling aandroeg was dat in het overheidsbeleid naast beprijzing en normering ook gedragsverandering en bewustwording wordt meegenomen.
In reactie op Van Esch liet hij verder weten de uitzondering op het
verbod op wegwerpbekers niet als een maas in de wet te zien. Beprijzen
heeft ook in het geval van plastic tasjes een goed gedragseffect gehad, en
dat neemt hij als voorbeeld. Kauthar Bouchallikht van GroenLinks vroeg
hierbij nog of een standaard bedrag in de vorm van een milieubelasting
niet beter zou zijn. Van Weyenberg gaf aan best een generiek principieel
debat over het belastingstelsel te willen hebben "maar dat gaan we niet
doen".
Wat betreft de sigarettenfilters ziet hij niets in een verbod, mede omdat
er nog geen alternatief zou zijn (wat Van Esch in tweede termijn overigens
betwistte door te wijzen op Greenbutts). Daarnaast vindt hij dat met de
komende UPV zwerfafval in ieder geval de kosten voor het opruimen van
de peuken worden betaald.
Tweederde van de verpakkingen in de supermarkten is niet goed recyclebaar, werd deze week opnieuw duidelijk. Meerdere fracties vielen hierover en vroegen de staatssecretaris om maatregelen. “Het moet beter, dat ben ik met de Kamer eens”, reageerde deze. Hij wil echter wachten op een voorstel voor een beleidskader voor verpakkingen dat de Europese Commissie uitwerkt en in het tweede kwartaal van 2022 zal presenteren. Daarin komt ook de recyclebaarheid van verpakkingen aan de orde. “Dan kunnen we meters maken”, meent de staatssecretaris, die geen heil ziet in het ontwikkelen van nationale wetgeving op dit gebied omdat het veel tijd kost en veel minder impact zal hebben.
Kiki Hagen van D66 wilde graag één of twee standaard inzamelmodellen van afvalstromen voor gemeenten, eventueel uitgewerkt in samenwerking met de NVRD. Het Vangbeleid dat gericht is op kwantiteit gaat ten kosten van kwaliteit door ondermeer de veelvoud aan inzamelvormen bij gemeenten, meent ze. Van Weyenberg beaamde dat er voor gemeenten nu ruimte is tussen uniformiteit en maatwerk, en dat hij die ruimte in stand wil houden omdat niet ieder inzamelmodel overal even goed toepasbaar is. Op aandringen van Hagen beloofde hij wel “nog eens op de kwestie te gaan kauwen.” Of dit zal leiden tot spannende nieuwe inzichten, is zeer de vraag. Van Weyenberg beloofde in ieder geval in januari een brief te sturen naar de Kamer met zijn bevindingen. Verder zag hij de verbetering van kwaliteit als een belangrijk punt. In dit kader wees hij erop dat hier via het aanvalsplan gft en textiel aan gewerkt wordt. Het verwerken van kwaliteitseisen in bijvoorbeeld de UPV textiel is volgens Van Weyenberg niet mogelijk, omdat hiervoor de juridische grondslag ontbreekt. Wel zouden er vanuit Europa in 2022 producteisen komen ten aanzien van textiel, waar hij goede verwachtingen van heeft.
Hagen vroeg ook nog hoe nu verder gevolg kan worden gegeven aan afvalscheiding op basisscholen, waar onder meer de Plastic Soupsurfer aandacht voor vraagt. Van Weyenberg liet hierop weten scholen te ondersteunen op dit onderwerp en dat er vanaf 2023 een UPV verpakkingen voor het bedrijfsafval komt die een verschil gaat maken. Ondertussen kunnen gemeenten ook zelf al beslissen om het afval van scholen als huishoudelijk afval te behandelen, benadrukte hij.
Opvallend was dat GroenLinks-Kamerlid Bouchallikht ook mede namens de afwezige PvdA-fractie sprak. Zij vroeg onder meer hoe het stond met de voorbereidingen voor een circulaire economie-wet en pleitte voor een UPV voor sanitaire producten. Van Weyenberg liet daarop weten dat de besluitvorming over de CE-wet aan een volgend kabinet is. Wat betreft sanitaire middelen vindt een brede verkenning plaats van een UPV voor luiers die hij eind van dit jaar nog verwacht te ontvangen. Ook hierover zal een nieuw kabinet echter een belissing moeten nemen. Wel voegde hij toe dat sanitaire producten maar beperkt in het zwerfafval voorkomen.
Bontenbal verving Agnes Mulder, die bij een ander debat aanwezig was, als woordvoerder namens het CDA. Zijn pleidooi richtte zich op de wens tot meer koppeling tussen de onderwerpen klimaat en circulaire economie. Hoewel Van Weyenberg het onderlinge verband onderschrijft, en hij goed samenwerken met het ministerie van EZK van belang vindt, is een koppeling lastig, mede omdat circulaire economie veel meer beslaat dan alleen het CO2-domein. Wel denkt hij dat circulair werken voor bedrijven onmisbaar is voor het terugdringen van CO2 en pleit hij ervoor om circulariteit zoveel mogelijk terug te laten komen in klimaatdiscussies.
VVD-er Peter de Groot zocht met name het gesprek over een positieve aanpak in het CE-beleid in plaats van ‘straffen’. Om verder te komen in een volgende fase van de transitie naar een circulaire economie, en hogere kwaliteit grondstoffen te krijgen, zou meer naar hele grondstofketens gekeken moeten worden in plaats van individuele, vindt hij. De Groot wilde daarbij ook graag van de staatssecretaris weten wat deze vond van een doelstelling op kwaliteit. Van Weyenberg antwoordde dat een wettelijk onderscheid maken in hoog- en laagwaardige recycling wel eens onderzocht was, maar dit in de praktijk lastig uitvoerbaar bleek.
Het relaas van De Groot over grondstofketens bleek niet helemaal duidelijk te zijn overgekomen. Van Weyenberg gaf na enige opheldering aan dat er nu al met sectoren wordt gesproken over de ketens, dus dat die aanpak al verweven is in het huidige beleid. Hij wil deze sectoraanpak aanvullen met het kijken naar specifieke systemische punten. Verder rapporteert het PBL in haar monitoring ook al over grondstofketens, dus hij had het idee dat de overheid op dit punt "al meer doet dan de heer De Groot vreest”.
Op de vraag van De Groot wanneer de afgifteplicht voor AEEA in werking zou treden, gaf de staatssecretaris aan dat dit gekoppeld is aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, dus in principe op 1 juli 2022.
Zowel De Groot als Bontenbal vroegen naar het effect van de importheffing en het afbouwpad van de AEC’s. De staatssecretaris weigerde het woord importheffing in de mond te nemen maar had het steevast over het afschaffen van de vrijstelling van de afvalstoffenbelasting voor buitenlands afval. “Het PBL heeft aangegeven dat structureel nu een reductie van 0,381 Mton non-biogene CO2-emissie wordt gerealiseerd ten opzichte van 2019 door de maatregel”, beantwoordde hij de vraag. Verder zei hij op dit onderwerp weinig toe te voegen te hebben aan de Kamerbrief die hij onlangs stuurde over de voortgang van de gesprekken met de sector.
Ook aanwezig bij het debat was Caroline van der Plas van de BoerBurgerBeweging. Haar belangrijkste vragen lagen echter ook op het beleidsterrein van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Een voorbeeld was dat de veestapel nu veel reststromen uit de levensmiddelenindustrie gebruikt, denk aan bierbostel dat koeien consumeren. Als dat niet meer zou mogen, wat zou dat dan betekenen voor de levensmiddelenindustrie? Stijgen dan de prijzen? Dit soort vragen beloofde Van Weyenberg door te geleiden naar zijn collega van LNV.
Het commissiedebat zal binnenkort worden opgevolgd door een plenair tweeminutendebat waarin Kamerleden de kans krijgen om moties in te dienen.