Categorie: Politiek en beleid | Gepubliceerd: 22 november 2022

Kabinet wil geen afhankelijkheid van warmte AEC's

Zolang er afvalverbranding is in Nederland is het goed om gebruik te maken van de aftapwarmte die afvalenergiecentrales produceren, maar een structurele rol als warmtebron ligt voor de centrales steeds minder voor de hand in de transitie naar een circulaire en klimaatneutrale economie.

Dat schrijft het kabinet in antwoord op de vraag hoe zij kijkt naar het belang van afvalenergiecentrales (AEC’s) als gedeeltelijke vervanging voor het wegvallen van houtige biomassa als bron van hernieuwbare warmte. Aftapwarmte uit AEC’s zal de komende jaren nog een belangrijk aandeel hebben in de warmtevoorziening, maar zal geleidelijk worden afgebouwd. Het kabinet werkt aan het opschalen van CO2-vrije en hernieuwbare warmtebronnen die de rol van aftapwarmte en warmte uit houtige biomassa overnemen, tot uiteindelijk een volledig duurzame warmtebronnenmix is gerealiseerd.

De Tweede Kamerleden Henri Bontenbal, Agnes Mulder (beiden CDA) en Erik Haverkort (VVD) stelden medio september een hele rits Kamervragen over de toekomst van AEC’s. Aanleiding voor de vragen was onder andere een rapport van Royal Haskoning waaruit zou blijken dat de importheffing op brandbaar afval niet bijdraagt aan een lagere CO2-uitstoot, en over de grens zelfs een hogere uitstoot in de hand kan werken. Afvalverbranders maken dit punt inmiddels jaren, maar het kabinet blijft de importheffing verdedigen, ook in antwoord op de jongste Kamervragen over het onderwerp.

Het kabinet wijst erop dat er sinds het belasten van het geïmporteerde brandbaar afval minder buitenlands afval is verbrand in Nederland. Bovendien blijkt uit de zogenoemde Nir2022-rapportage dat de fossiele CO2-emissies van afvalverbranding in 2020 lager zijn dan in 2019. Met een berekening van de CO2-besparing van de maatregelen door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) (-0,381 Mton) is volgens het kabinet ook niets mis. In deze berekening gaat het om schoorsteenemissies in Nederland en heeft het PBL-rekening gehouden met de substitutie door andere vormen van energie- en warmteopwekking op basis van de dan verwachte energiemix. Het kabinet voelt er niets voor het PBL om een herberekening te vragen.

Alternatieve berekening

De Kamerleden hadden het kabinet gevraagd of ze de mening deelt dat het, om het gehele effect van de maatregel te meten, ook nodig is om de vermeden emissies door de energieproductie door AEC's, (metaal)recycling en het voorkomen van het storten van afval in het buitenland mee te nemen in de berekening. Het kabinet laat daarop weten dat het, zoals bij alle klimaat- en Urgenda-maatregelen, heeft gekeken naar de klimaateffecten in Nederland. In het effect van de maatregel is al rekening gehouden met de vermeden emissies door de energieproductie van AEC’s in Nederland. Ook kijkt het kabinet bij het nemen van klimaatmaatregelen naar mogelijke weglek-effecten. Daarbij is echter rekening gehouden met het feit dat de Europese Unie lidstaten verplicht storten terug te dringen en zoveel mogelijk in te zetten op recycling.

Het kabinet deelt de mening dat ook keten-emissies buiten Nederland een rol kunnen spelen in de formulering van nationaal beleid. Echter, ook het meenemen van de in het onderzoek van Royal Haskoning genoemde factoren geeft een beperkt beeld. Zo wordt bijvoorbeeld de metaalrecycling uit bodemassen niet afgezet tegen de recycling zonder verbranding in een AEC die met betere bron- en nascheiding zou gelden. Het kabinet benadrukt dat betere bron- en nascheiding om vervolgens te recyclen sowieso veel effectiever is om tot CO2-besparing te komen.

CO2-afvang

Gevraagd naar de visie op CO2-afvang bij AEC’s, laat het kabinet weten CO2-afvang te zien als tussenstap voor industriële toepassingen waar emissieloze alternatieven vooralsnog geen optie zijn. Voor de CO2-afvang bij afvalverbrandingsinstallaties kunnen momenteel subsidies worden aangevraagd. CO2 kan permanent worden opgeslagen of worden geleverd aan bijvoorbeeld de glastuinbouw om zelfgeproduceerde CO2 te vervangen. Daarbij verdient het de voorkeur om de CO2-behoefte in te vullen met niet-fossiele CO2 om blijvende afhankelijkheid van fossiele CO2 te voorkomen.

Met de opslag van CO2 kunnen negatieve emissies worden behaald wanneer CO2 uit biogene bronnen wordt opgeslagen. Over het al dan niet rekenkundig mogen toekennen van negatieve emissies aan het opslaan van CO2-stromen met zowel een fossiele als biogene component loopt op dit moment een Europees proces. Het kabinet streeft binnen Europa naar een snelle operationalisatie van mogelijkheden voor negatieve emissies.

Hoe dan ook is er op weg naar een volledig circulaire economie steeds minder afvalverbranding nodig, benadrukt het kabinet echter. Voor het verminderen van de uitstoot van AEC’s zet het kabinet, door middel van hergebruik en recycling, met name in op het verminderen van de hoeveelheid afval die in Nederland wordt verbrand. Om de klimaatopgave voor 2030 te halen, kan CO2-afvang en -opslag echter bijdragen. Onder het Klimaatakkoord hebben de AEC’s een CO2-reductieopgave van 1 Mton in 2030.

Chemische recycling

En ziet het kabinet nog een rol voor Nederlandse AEC's bij het realiseren van de Roadmap Chemische Recycling? Kunnen zij een toegevoegde waarde hebben als zij middels nascheiding van plasic op (geïmporteerd) restafval kunnen zorgen voor een voor chemische recycling geschikte plasticstroom? Het kabinet moet de Kamerleden teleurstellen. Met het oog op het klimaat- en circulaire economie beleid voor de langere termijn, is het in de ogen van het kabinet onwenselijk om restafval met een substantieel deel niet-recyclebaar afval uit het buitenland te halen om hier in Nederland na te scheiden en chemisch te recyclen en de rest hier te verbranden. Afvalverbranding levert ongeacht de herkomst van het afval immers lokale emissies en bodemassen op.

Europees capaciteitstekort

De CDA’ers en VVD'er hadden het kabinet tot slot nog gewezen op de voorspelling uit het Royal Haskoning rapport dat er in de EU in de periode tot 2035 zo’n 41 Mton capaciteit aan AEC's (vijf keer de Nederlandse capaciteit) bijgebouwd zal moeten worden om te voorkomen dat er afval moet worden gestort. Is het in dat licht niet verstandig de Nederlandse (over)capaciteit voorlopig overeind te houden? Het kabinet lijkt er weinig voor te voelen. Het ziet inzetten op meer en hoogwaardigere recycling als een effectiever pad dan de Nederlandse capaciteit met belastingvoordelen te faciliteren in het verbranden van afval uit andere landen.