Categorie: beleid & uitvoering | Gepubliceerd: 20 januari 2023

Bodem- en ondergrondbeleid in beweging

Staatssecretaris Heijnen werkt aan een aanscherping van de minimumstandaard voor de verwerking van bodemas, ruimte voor de toepassing van schuimglas onder wegen en nieuwe regels voor thermisch gereinigde grond.

Staatssecretaris Vivianne Heijnen (IenW).
Foto: Valerie Kuypers | Rijksoverheid

In een Kamerbrief over bodem- en ondergrondbeleid gaat staatssecretaris Vivianne Heijnen van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) achtereenvolgens in op de aanpassing van de Regeling bodemkwaliteit (Rbk), de versterking van het stelsel kwaliteitsborging in het bodembeheer (Kwalibo) en het herijken van bodemregelgeving. Specifieke aandacht is er verder voor schuimglas, bodemassen, thermisch gereinigde grond (TGG), microplasics, plastic in recyclinggranulaat en de industriezand- en grindwinning. Kortom, er is nogal wat te doen over de bodem.

Schuimglas

Heijnen kondigt in de brief aan binnenkort de Regeling bodemkwaliteit 2022 (Rbk 2022) te publiceren. De herschreven regeling is aangepast ten behoeve van de Omgevingswet. De omzetting is beleidsarm, maar bevat desalniettemin een opvallende aanpassing. In de regeling komt ruimte om zogenoemd schuimglas toe te passen als funderingsmateriaal onder wegen.

Schuimglas wordt gemaakt van gerecycled consumentenglas dat wordt verwerkt tot brokken of platen. Toepassing van dit materiaal is interessant onder wegen in gebieden met bodemdaling. Omdat het materiaal heel licht is geeft het minder belasting op de bodem dan regulier gebruikte materialen waardoor de bodem minder verzakt. Het RIVM oordeelde eerder dat het verantwoord is om de regelgeving aan te passen voor de toepassing van schuimglas onder wegen. Wel worden er een aantal voorwaarden gekoppeld aan de toepassing. Nederlands grootste glasrecycler Maltha reageerde vanochtend enthousiast op de ruimte voor de toepassing van glasschuim in de wegenbouw.

Batterijen in bodemas

Verder schrijft Heijnen dat ze voorsorteert op een aanscherping van de minimumstandaard voor de verwerking van bodemas in het sectorplan voor bodemassen van het Landelijk afvalbeheerplan (Lap3). Producenten hebben sinds december 2021 verschillende stappen gezet om het gehalte metallisch ijzer (waaronder batterijen) terug te brengen in de bodemassen. Inmiddels is het mogelijk bodemas te produceren met maximaal 0,5 gewichtsprocent metallisch ijzer, waaronder maximaal 0,05 gewichtsprocent batterijen. Eind 2021 stuurde IenW nog aan op een norm van maximaal 1 gewichtsprocent metallisch ijzer in los toepasbare bodemas vast te leggen in regelgeving.

Momenteel wordt onderzocht hoe de aanscherping van de minimumstandaard zo goed mogelijk geïmplementeerd kan worden. Het streven is in september 2023 een eerste conceptversie van het Circulair Materialen Plan (CMP), de opvolger van Lap3, gereed te hebben. Dan is duidelijk of dit een haalbare optie is, schrijft de staatssecretaris. Er wordt nog overlegd met de sector welk percentage metallisch ijzer haalbaar is voor toepassing in vormgegeven bouwstoffen.

IBC-toepassingen

Heijnen laat de Kamer verder weten dat er een uitvraag bij alle omgevingsdiensten is gedaan over knelpunten bij het toezicht op bestaan IBC-werken met bodemas. Tot 2021 is AEC-bodemas met een lagere kwaliteit (zogenaamde IBC kwaliteit) toegepast onder IBC-condities (isoleren, beheersen, controleren). Bij deze werken moet regelmatige monitoring plaatsvinden om te beoordelen of er geen milieueffecten optreden op de omgeving. In 2021 moest IenW toegeven dat er met name bij de kleine toepassingen een nadrukkelijk nalevingstekort is. In een nieuw rapport is, naar aanleiding van de uitvraag naar knelpunten, nu precies vastgelegd wat de verplichtingen voor het bevoegd gezag precies inhouden. Provincies en gemeenten hebben inmiddels toegezegd een stappenplan te gaan maken voor de benodigde verbeterslag.

De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) heeft controlebezoeken uitgevoerd bij erkende instanties die IBC-werken controleren. Deze erkende instanties geven aan dat hun ervaring is dat niet in alle gevallen de aanbevelingen volgend uit hun controles op IBC-werken worden opgevolgd. Ook krijgen ze niet elk jaar een opdracht van de eigenaar/beheerder van het IBC-werk voor het uitvoeren van controles van de werken, terwijl dit wel verplicht is. Deze ervaringen van de erkende instanties zullen worden doorgeleid naar de bevoegde gezagen met het verzoek ook dit aspect onderdeel te laten zijn van het stappenplan om het nalevingstekort rondom IBC-werken op te heffen.

TGG

In de pijplijn van IenW zitten ook nieuwe regels om beter te kunnen beoordelen of thermisch gereinigde grond (TGG) verantwoord kan worden toegepast. Al eerder had het ministerie het voornemen regelgeving aan te passen zodat voor TGG de uitspoeling van metalen daadwerkelijk gemeten moet worden en getoetst aan de daarvoor geldende grenswaarden. Afgelopen jaar is hierover overleg gevoerd met reinigers. Die reageerden divers op het beleidsvoornemen.

De reinigers zetten al een tijd geen TGG in zijn geheel meer af, maar scheiden TGG in fracties. Deze fracties hebben elk een eigen afzetmarkt. Met de voorgenomen wijziging van regelgeving kan het zijn dat afzet van een deel van de fracties voor directe bodemtoepassing beperkt wordt. Andere afzetkanalen (vervanging primaire grondstof in vormgegeven bouwstoffen) zijn dan nog wel mogelijk. De volgende stap is het voorbereiden van de aanpassing van de regelgeving.

Een nieuwe versie van de beoordelingsrichtlijn voor de reiniging van grond van private partijen wordt, na wat vertraging, medio 2023 verwacht.

(Micro)plastics

IenW heeft ook zorgen over de effecten van microplastics in de bodem. Het RIVM stelde al een rapport op waarin ze de beschikbare kennisbasis over microplastics in de bodem samenbrengt. Hieruit blijkt dat er nog flinke kennislacunes zijn. De komende maanden wordt daarom een plan opgesteld over hoe hier opvolging aan te geven. Hierbij wordt afgewogen of, en zo ja welke, wetenschappelijke vervolgonderzoeken ten aanzien van risicobeoordeling van plastic in de bodem het meest gewenst zijn.

Ook wordt bezien welke stappen er verder genomen kunnen worden om de bronnen van plastic op de bodem, die in het RIVM rapport worden benoemd en waar nu (door Europa) nog geen voor acties zijn geformuleerd, aan te pakken. Heijnen komt er nog in de eerste helft van dit jaar bij de Kamer op terug.

Dan de aanwezigheid van plastic in recyclinggranulaat. Eerder was de Kamer ontstemd over dat recyclinggranulaat met plastic erin wordt toegepast op bospaden. Staatsbosbeheer is terughoudend met het verharden van paden in de natuur. Maar als het dan toch moet gebeuren, dan heeft recyclinggranulaat de voorkeur boven andere (primaire) producten. Vanuit de circulariteitsgedachte, maar ook civieltechnisch. Staatsbosbeheer heeft vastgelegd dat indien recyclinggranulaat wordt toegepast deze maximaal 0,1 gewichtsprocent (het Europese maximum is 1 procent) verontreiniging (waaronder plastic) mag bevatten.

Producenten van recyclinggranulaat geven aan te kunnen en willen inspelen op eventueel strengere eisen van afnemers met betrekking tot de kwaliteit van het product. Een percentage van maximaal 0,1 gewichtsprocent verontreiniging, zoals Staatsbosbeheer nu vraagt in kleine hoeveelheden, is echter (technisch) nog niet haalbaar voor de grote bulkstroom. Door de Stichting Kwaliteitsborging Recyclinggranulaten is een ad-hoc werkgroep gevormd die gaat kijken naar de haalbaarheid van strengere eisen en de wijze waarop dat bereikt kan worden.

Industriezand- en grindwinning

Heijnen meldt verder dat er een scenariostudie in voorbereiding is om een inschatting te kunnen maken van de benodigde hoeveelheid industriezand en grind in de komende decennia. In 2021 ontving haar ministerie signalen dat over mogelijke tekorten. Woningbouw en de transitie naar een circulaire economie zijn belangrijke aandachtspunten die in het onderzoek meegenomen worden. De resultaten van de scenariostudie worden naar verwachting in de tweede helft van 2023 gepresenteerd en zullen worden gedeeld met de Tweede Kamer.

Kwalibo

In de brief gaat Heijen tot slot nog in op de versterking van het stelsel kwaliteitsborging in het bodembeheer (Kwalibo). Als eerste stap in de versterking van de publieke sturing op het Kwalibo-stelsel is voorzien in een actievere deelname van IenW aan de commissies van schemabeheerders/NEN waarin de normdocumenten worden opgesteld. De benodigde capaciteit wordt daarvoor nog geworven.

De ILT houdt risicogericht toezicht. Om het nalevingstekort binnen het Kwalibo-stelsel terug te dringen wordt de capaciteit bij de dienst uitgebreid. Hiervoor is extra budget, oplopend tot 3,1 miljoen euro per jaar, vrijgemaakt. Bij de implementatie van de maatregelen ter versterking van de VTH-keten (vergunning, toezicht en handhahavingsketen) wordt aansluiting gezocht bij het interbestuurlijk programma Versterking VTH-stelsel. In september 2022 zijn voor vijf voorbeeldketens gezamenlijke risicoanalyses gestart om gerichter milieuschade te kunnen voorkomen.

Een traject van enkele jaren is de herijking van bodemregelgeving. Dit proces is ingezet om de regelgeving toekomstbestendig te maken, los van enkele van de genoemde actuele kwesties. Voor het meireces van 2023 wordt de Kamer nader geïnformeerd over de voorgenomen herijking. Heijnen komt hiermee tegemoet aan een (aangehouden) motie van Kamerliden Kauthar Bouchallikht (GroenLinks) en Eva van Esch (Partij voor de Dieren), die eind vorig jaar werd ingediend bij het tweeminutendebat Kwalibo.

Meer informatie:

» Kamerbrief bodem en ondergrond