Categorie: Politiek en beleid | Gepubliceerd: 19 mei 2023

'Transitiepijn' lijdt tot weer pijnlijke afvalcijfers voor IenW

Met een fundamenteel andere aanpak wil het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat de hoeveelheid afval en het percentage restafval laten dalen. De huidige interventies hebben nog niet tot het gewenste resultaat geleid.

Het Ministerie van IenW zoekt nog naar manieren om papieren koffiebekers te vervangen.
Foto: rclassenlayouts | 123RF

In 2022 was het percentage restafval 81 procent van de totale hoeveelheid kantoorafval van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW). Dit betekent een stijging ten opzichte van het percentage in 2021, dat destijds 71 procent bedroeg. Ook in respectievelijk 2020 (64 procent) en 2019 (53 procent) was het percentage lager. Daarbij raakt de zelf gestelde doelstelling van maximaal 35 procent steeds verder uit zicht. Daarnaast is de totale hoeveelheid kantoorafval (547 ton) gestegen ten opzichte van 2021 (161 ton), een jaar met de thuiswerkverplichting door de coronapandemie. In 2020 en 2019 bedroeg de hoeveelheid afval respectievelijk 373 ton en 802 ton.

Dit blijkt uit het Duurzaamheidsverslag 2022, waarin het ministerie samenvat wat IenW het afgelopen jaar heeft bereikt op het gebied van duurzaamheid binnen de eigen bedrijfsvoering en uitvoering. De afvalcijfers zijn voor IenW extra pijnlijk, aangezien dit ministerie zelf over het afvalbeleid gaat. Dit beseft het ministerie zelf ook. Ze laat weten dat de interventies onvoldoende hebben bijgedragen aan minder afval en een lagere percentage restafval. In het voorwoord noemt secretaris-generaal Jan Hendrik Dronkers het niet behalen van maximaal 35 procent restafval ‘transitiepijn’. "Een onvermijdelijk fenomeen als je verantwoordelijkheid neemt voor een duurzame toekomst."

Daarom laat IenW weten dat dat ze een fundamenteel andere aanpak zal moeten kiezen. “Een aanpak waarbij zowel het inkoopproces (afval = ontwerpfout), de inzamelingsmethode (droog versus nat) als het verwerkingsresultaat (nascheiding/multidisciplinaire ophalers en verwerkers) wordt meegenomen”, zo staat in het verslag.  

Herbruikbare verpakkingen

Niet alles bij IenW gaat slecht. Het ministerie ziet als belangrijkste resultaat dat de CO2-uitstoot van haar eigen organisatie in 2022 met 5 procent is afgenomen ten opzichte van 2021. Daarmee is haar CO2-uitstoot sinds 2009 met 49 procent gedaald. Dit is onder meer te danken aan het vervangen van eenmalige verpakkingen voor smoothies en salades voor herbruikbare verpakkingen van polypropyleen. Na een succesvolle test in 2021 op het hoofdkantoor in Den Haag besloot het ministerie deze PP-verpakkingen te behouden. Hiermee bespaarde IenW 275 kilo eenmalig plastic.

Op initiatief van de cateraar voerde IenW ook een proef uit met een apparaat dat glazen koffiebekers in korte tijd schoonspoelt voor hergebruik. In vijf weken bespaarde het ministerie hiermee zo’n 2.500 papieren bekers. Bij de proef zijn wel 75 glazen bekers verdwenen. Een vervolg op deze proef lijkt er echter niet te komen: de kosten om dit apparaat overal binnen het hoofdkantoor neer te zetten, wegen niet op tegen andere mogelijkheden om koffiebekers te vervangen.

Kantoormeubilair

Daarnaast pleegde IenW in eerste instantie onderhoud aan bestaand meubilair, om de levensduur van deze meubels te verlengen. Voor de aanschaf van meubels heeft het ministerie in 2022 de Rijksmarktplaats 1.904 keer geraadpleegd, terwijl het in de voorgaande 4 jaren maximaal 1.000 keer per jaar werd geraadpleegd. Daarnaast zijn er 2.013 stuks meubilair aangeleverd bij Domein Roerende Zaken om aan te bieden bij veilingen.

Uitvoering

De meeste verduurzaming van IenW zit veelal in projecten van uitvoeringsorganisaties Rijkswaterstaat en ProRail. Om maximaal gebruik te maken van deze invloed, is het belangrijk om alle technieken toe te passen waarvan bekend is dat ze bijdragen aan klimaatarm, circulair en schoon werken. Voorbeeld hiervan is het toepassen van gerecycled asfalt, waarmee IenW de CO2-voetafdruk in 2030 ongeveer 25 procent kan reduceren. Om tot 50 procent te komen, moet het ministerie verder kijken dan duurzaam inkopen. Dit vereist aanpassingen van de werkwijzen en systemen, de productieprocessen en de interne ontwerprichtlijnen en normen.