Gemeenten en publieke afvalinzamelaars starten een bodemprocedure tegen de Staat. Ze eisen (financiële) steun voor de honderdduizenden lachgascilinders die sinds het lachgasverbod in 2023 de gemeentelijke afvalinzameling verstoren.
Ruim twee weken geleden stuurde de sector een brief naar Den Haag met een ultimatum. Daarin eisten ze dat de Rijksoverheid binnen twee weken verantwoordelijkheid zou erkennen voor wat ze het ‘lachgasdebacle’ noemen. Zo niet, dan zou de sector overwegen een bodemprocedure te starten. De reactie van de Staat valt echter tegen. “Ik had oprecht gehoopt dat er een uitgestoken hand zou komen. Dat de nieuwe staatssecretaris, [Vincent Karremans van VWS, red.] die weet hoe vergaand deze problematiek is, toch had willen zoeken naar een gezamenlijke oplossing. Maar het feit dat dit kabinet het standpunt van het vorige integraal overneemt en niet eens ingaat op de inhoud van onze brief, vind ik echt diepteleurstellend”, reageert NVRD-directeur Wendy de Wild. Tekenend vindt ze daarbij dat de brief vanuit de NVRD is verstuurd aan drie bewindspersonen (VWS, IenW en JenV) en dat de respons is ondertekend door een directeur.
In de brief aan de sector herhaalt de Rijksoverheid het standpunt dat de schade die de afvalsector lijdt door de ontploffingen van lachgascilinders in de AEC’s en bij de afvalinzameling, niet het gevolg is van de wijziging van de Opiumwet, maar wordt veroorzaakt door individuen die handelen in strijd met wet- en regelgeving. De Staat vindt niet dat er sprake is van gewijzigde feiten of omstandigheden en ziet daardoor geen aanleiding om haar standpunt te wijzigen.
De publieke sector stelt de Staat nu op grond van een onrechtmatige daad aansprakelijk voor de schade en risico’s die gemeenten en publieke afvalinzamelaars lijden door de invoering van het lachgasverbod. Dat verbod houdt volgens de sector geen rekening met de grote en onevenredige gevolgen die het verbod heeft. De totstandkomingsgeschiedenis van het verbod zou laten zien dat de wetgever bij die gevolgen vóór de invoering van het lachgasverbod niet stil heeft gestaan, iets wat de Staat heeft erkend. De Wild: “Natuurlijk zijn ook wij geen voorstander van het gebruik van lachgas. We begrijpen de aanleiding voor een verbod. We vinden echter dat gemeenten niet eenzijdig mogen opdraaien voor de onvoorziene gevolgen, die disproportioneel zijn. De veiligheid van onze mensen is dagelijks een grote zorg. De kosten rijzen de pan uit. Dit is gewoon niet houdbaar.”
Vorig jaar dreigde de publieke sector ook met een juridische procedure. Destijds ging het om een kort geding. Daar is destijds echter van afgezien omdat een kort geding beperkingen in zich heeft. “Als we dan in het ongelijk zouden zijn gesteld, konden we niet alsnog een bodemprocedure starten”, licht De Wild toe. Ook werd daarvan af gezien omdat de kans bestond dat de zaak niet-ontvankelijk zou kunnen worden verklaard omdat de NVRD een branchevereniging is en dus niet zelf rechtstreeks nadeel heeft van de situatie. De Wild: “Om dat bij de bodemprocedure te voorkomen hebben alle betrokken gemeentelijke partijen, zoals bijvoorbeeld de gemeente Amsterdam en de Avu namens alle 25 Utrechtse gemeenten, een volmacht getekend.” Zodra de dagvaarding de deur uit is, heeft de Staat zes weken de tijd om daarop te reageren.
De sector treft sinds het lachgasverbod lachgascilinders aan in de openbare ruimte, op de milieustraat en in het restafval. In de openbare ruimte en op de milieustraat gaat het dit jaar om ruim 380.000 cilinders, blijkt uit nieuwe cijfers van de NVRD (een onderzoek met aantallen en kosten over de eerste zes maanden van 2024 wordt momenteel afgerond en daarna gepubliceerd). Het aantal lachgascilinders in het restafval lijkt toe te nemen tot ruim 225.000 per jaar. De jaarlijkse kosten voor verwijdering uit de openbare ruimte en van milieustraten, 16 miljoen euro, vallen toe aan gemeenten. Ook de kosten voor verwijdering uit het restafval komen bij gemeenten op het bord: meer dan 40 miljoen euro per jaar, aldus de branche. Gemeenten moeten die onvoorziene uitgaven uit algemene middelen bekostigen of inwoners ervoor laten opdraaien via een verhoging van de afvalstoffenheffing.