Gerichte beprijzing van verpakkingen, een heffing op batterijen en het beprijzen van primaire en fossiele grondstoffen. Het is een greep uit de ideeën van de Werkgroep Afvalsector om de circulaire economie aan te jagen, CO2-reductie te realiseren en te voorzien in de vereiste begrotingsdekking van 567 miljoen euro.
Om echt werk te maken van een circulaire economie moet het kabinet niet eenzijdig kiezen voor verdere lastenverzwaringen aan het einde van de afvalketen, maar voor gerichte beprijzing van grondstoffen aan de voorkant. Dat stelt de Werkgroep Afvalsector in haar eindrapport dat vandaag aan het kabinet is aangeboden. Het rapport is opgesteld op verzoek van het kabinet. Het biedt alternatieven voor het kabinetsvoornemen om, als dekking voor de Rijksbegroting, de afvalstoffenbelasting en de CO2-heffing voor afvalenergiecentrales fors te verhogen. De werkgroep waarschuwt dat deze eenzijdige focus op ‘end-of-pipe’ heffingen de circulaire transitie niet verder helpt en risico’s met zich meebrengt voor de recyclingketen en de portemonnee van de burger.
De werkgroep, die bestaat uit vertegenwoordigers van afvalverwerkers, recyclers, brancheverenigingen en decentrale overheden, adviseert het kabinet, niet al te verrassend, om de geplande tariefsverhogingen in te ruilen voor slimme heffingen op niet-duurzame producten en primaire grondstoffen.
"Wat deze werkgroep bindt, is de overtuiging dat circulariteit niet primair ontstaat door het duurder maken van afval, maar door het slimmer omgaan met en schaarser maken van grondstoffen," zegt onafhankelijk voorzitter Gertjan Lankhorst. "Als we echt werk willen maken van een circulaire economie, moeten prikkels zo vroeg mogelijk in de keten worden gezet – bij ontwerp, productie en import. Daar ligt de sleutel om afvalstromen te verminderen en kwaliteit van grondstoffen te verhogen."
In het 73 pagina’s tellende eindrapport stelt de werkgroep verschillende concrete maatregelen voor. Het gaat allereerst om een viertal belastingen op verpakkingen, met een beoogde opbrengst van 600 tot 800 miljoen euro. Deze moeten het gebruik van eenmalige en slecht recyclebare verpakkingen ontmoedigen en circulair ontwerp, het gebruik van recyclaat en het reduceren van zwerfafval stimuleren.
De werkgroep oppert daarnaast een heffing op batterijen, gekoppeld aan de inzamelprestatie. Zo’n heffing moet een financiële prikkel geven om batterijen terug te halen. Volgens de werkgroep is dat essentieel voor het behoud van kritieke grondstoffen, maar ook voor het voorkomen van afvalbranden die de afvalsector in toenemende mate teisteren en milieuschade in de afvalketen. De opbrengsten van een dergelijke heffing moeten nog nader in kaart worden gebracht, maar de afvalsector schat in dat gaat om 50 tot 150 miljoen euro.
Heffingen op primaire oppervlaktedelfstoffen, zoals zand, grind en klei moeten 135 miljoen euro opbrengen. Een belasting op turf in producten kan goed zijn voor 27 miljoen euro aan belastinginkomsten. Deze heffingen maken secundaire en circulaire alternatieven economisch aantrekkelijker en dragen bij aan het beperken van milieuschade door primaire winning.
Tot slot ziet de werkgroep heil in een heffing op (stikstof)kunstmest, gericht op het verminderen van fossiele input en het bevorderen van het gebruik van circulaire meststoffen. Uit een raming uit 2024 moet hiermee 200 miljoen euro te innen zijn.
Hoewel in het rapport met name bovenstaande maatregelen zijn uitgewerkt, beschouwt de werkgroep deze nadrukkelijk als eerste toepassingen van een bredere benadering. De onderliggende systematiek – het beprijzen van primaire, fossiele en kritieke grondstoffen en het belonen van circulair ontwerp, hergebruik en hoogwaardige recycling – kan en zou breder onderzocht moeten worden voor andere materiaalstromen, met als doel kritieke grondstoffen langer en hoogwaardiger in de Nederlandse en Europese economie te houden.
Tegelijkertijd is de gezamenlijke budgettaire opbrengst van de voorgestelde maatregelen beduidend groter dan het bedrag van 567 miljoen euro waarvoor de werkgroep dekking moest zoeken. Hierbij moet wel de kanttekening worden gemaakt dat niet alle maatregelen op korte termijn uitvoerbaar zijn. Er zullen knelpunten in uitvoering en handhaving moeten worden overwonnen en voor een aantal maatregelen is nader onderzoek nodig. Dat betekent dat de opbrengsten in de tijd niet parallel lopen met de gewenste dekking voor de Rijksbegroting. Daar staat tegenover dat er in potentie in latere jaren sprake is van een forse ’overdekking’. Wat de werkgroep betreft moet het kabinet hier een adequate oplossing voor vinden.
Als er in het pakket voldoende ruimte wordt gevonden voor de budgettaire dekking, is de werkgroep geen voorstander van het schrappen van de budgettaire terugsluis van de CO2-heffing industrie voor afvalverbrandingsinstallaties naar het Klimaatfonds.
De werkgroep roept het kabinet op om de voorstellen voor alternatieve maatregelen in ieder geval serieus te wegen bij de besluitvorming rondom de Voorjaarsnota en de juridische en uitvoeringstechnische uitwerking voortvarend ter hand te nemen. Alleen door te sturen op de bron kan Nederland zijn ambities op het gebied van klimaat en grondstoffen waarmaken, benadrukken de leden.