Categorie: Politiek en beleid | Gepubliceerd: 25 mei 2021

'Tempo moet omhoog om circulaire economie doelen te halen'

Het kabinet heeft uitgebreid gereageerd op de Integrale Circulaire Economie Rapportage van het Planbureau voor de Leefomgeving en vindt dat het tempo van de CE-transitie omhoog moet. Het is echter aan een volgend kabinet om specifieke keuzes te maken over de beleidsinzet.

“Er is geen twijfel over dat een intensivering van de beleidsinzet nodig is en dat het tempo van de transitie omhoog moet om de doelen te behalen.” Dat schrijft demissionair staatssecretaris Stientje van Veldhoven, mede namens namens de ministers van EZK, LNV, BZK en BHO, in een kamerbrief aan de Tweede Kamer over de transitie naar een circulaire economie. In de brief reageert ze allereerst op de in januari verschenen Integrale Circulaire Economie Rapportage, maar ook op de aanbevelingen van de Reflectiegroep circulaire economie, het rapport Rode Draden 2021 van het Versnellingshuis Nederland Circulair en de Publieke Waardescan. De keuzes voor de uiteindelijke beleidsinzet zullen echter van een volgend kabinet moeten komen.  

Van Veldhoven heeft haar reactie op de aanbevelingen in vier onderwerpen gebundeld: heldere doelen en verantwoordelijkheden, reguleren en beprijzen, marktontwikkeling en tot slot kennis en innovatie.

Doelen en verantwoordelijkheden

Aanvankelijk waren twee doelstellingen geformuleerd: Nederland circulair in 2050 en een halveringsdoelstelling om in 2030 te zorgen voor 50 procent minder gebruik van grondstoffen. In de eerste fase van de transitie heeft deze aanpak goed gewerkt, vindt Van Veldhoven, maar het is nu tijd voor concretisering. Hiervoor heeft ze het PBL gevraagd om opties te geven voor circulariteitsdoelen, en daarbij inzichtelijk te maken welke grondstoffenstromen (en/of productgroepen) daarin het belangrijkst zijn. Ze hoopt deze rapportage voor de zomer aan te bieden aan de Kamer.

Daarnaast zal in de volgende fase een set gedifferentieerde doelen met de bijbehorende verantwoordelijkheidsverdeling per domein (zoals voor grondstoffenstromen, transitieagenda’s, productgroepen of sectoren) worden geformuleerd. En ook wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een roadmap waarmee kan worden bezien wanneer welke tussendoelen bereikt moeten worden en welk beleid daarvoor nodig is.

Afval

Van Veldhoven gaat specifiek nog even in op het onderwerp afval, omdat het PBL-rapport aangaf dat zes van de zeven afvaldoelen niet gehaald worden. Ze verdedigt dat Nederland wel voldoet aan de meeste Europese afvaldoelen, maar dat er daarnaast op nationaal niveau vaak hogere ambities zijn verwoord, die niet op zichzelf handhaafbaar of afdwingbaar zijn. Ook stelt ze dat deze doelen onderling sterk samenhangen, dus als de een niet wordt gehaald, dan vaak ook de ander niet. Voor de komende jaren vormt verbetering van de kwaliteit van de deelstromen van afvalscheiding een speerpunt.

Reguleren en beprijzen

Het kabinet onderkent de noodzaak voor het meer verplichtend maken van instrumenten, en het creëren van een gelijk speelveld. Europees beleid is in dit kader van belang, vindt de staatssecretaris, zoals het Circulaire Economie Actieplan (Ceap) met daarin initiatieven als het recht op reparatie en de verplichte toepassing van recyclaat. Maar ook het duurzaam productbeleid biedt stimulansen. Nederland wil dit Europees beleid actief aanjagen. Daarnaast wordt op nationaal niveau bekeken hoe een Circulaire Economie-wet kan bijdragen aan de transitie, en hoe de acties uit het Ceap wettelijk kunnen worden ondersteund. De CE-wet zal stoelen op de wettelijke kader van de Wet Milieubeheer.

Daarnaast wijst Van Veldhoven op de opvolging van het huidige Landelijk afvalbeheerplan (Lap3 - looptijd tot en met 2023) door een Circulair Materialenplan (CMP1). Daarmee moet de reikwijdte van het huidige Lap worden uitgebreid, met meer sturing op de hogere treden van de afvalhiërarchie die van belang zijn voor CE, zoals hergebruik en preventie. Daarnaast krijgt het CMP een steviger juridische basis, zonder flexibiliteit te verliezen, zodat het vaker direct juridisch bindend is.

Het al dan niet verder beprijzen van milieuschade met nieuwe instrumenten zoals het belasten van het gebruik van primaire grondstoffen, virgin plastic taks, tariefdifferentiatie binnen de UPV en de daarbij passende intensivering van toezicht en handhaving, laat Van Veldhoven aan een volgend kabinet. Wel vindt, in lijn met de aangehouden motie van Sandra Beckerman (SP), een verkenning plaats naar welke regulerende heffingen, normstellingen en/of voorwaarden in vergunningen ingezet kunnen worden ter bevordering van de transitie naar een circulaire economie.

Marktontwikkeling

In 2020 is samen met financiers een gezamenlijke actieagenda opgestart om oplossingen te vinden zodat het voor financiers makkelijker wordt in circulaire ondernemingen te investeren. Hiermee komt er volgens de demissionair staatssecretaris beter inzicht in risico en impact, en komt er commitment voor gezamenlijke oplossingen van knelpunten. Ook samenwerken en innoveren met meerdere partijen in een keten wordt door bedrijven als uitdagend beschouwd. Hiervoor is in 2020 de subsidieregeling circulaire ketenprojecten gestart, deze wordt in 2021 geïntensiveerd.

Om circulair inkopen te stimuleren is tijdens de WCEF+Climate conferentie een Circulair en Eerlijk Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) Pact (CFIT) gelanceerd. België, Duitsland, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk, en de Circular Innovation Council van Canada zijn hierbij net als Nederland betrokken. Binnen dit pact wordt een internationaal netwerk van ICT-inkopers opgebouwd om de overgang naar circulaire ICT te versnellen. De komende jaren wordt de opgebouwde infrastructuur verder uitgebreid om circulair inkopen sterker te verankeren, zoals beschreven in het Nationaal plan Maatschappelijk Verantwoord Inkopen 2021–2025. Om het bedrijfsleven te stimuleren circulair in te kopen is een Green Deal Circulair Inkopen in 2020 afgerond, het is aan een volgend kabinet om het netwerk van deze Green Deal verder te intensiveren, vindt Van Veldhoven.

Kennis en innovatie

Om aan de kant van de consument kansen en knelpunten voor circulair gedrag bloot te leggen worden op dit moment gedragsonderzoeken gedaan naar ervaringen van consumenten op het gebied van tweedehands kopen/verkopen, repareren, delen en lenen, het gebruik van herbruikbare verpakkingen en het voorkomen van zwerfafval. De uitkomsten van de onderzoeken kunnen gebruikt worden om circulair consumeren aantrekkelijk te maken en eventuele belemmeringen weg te nemen.

Verder blijft het kabinet erop inzetten dat duurzaamheid en de circulaire economie een versterkte rol krijgen in de curricula, van het basisonderwijs tot de universiteit, en dat circulaire vaardigheden onderdeel worden van opleidingseisen, met name in het beroepsonderwijs. Daarnaast zal het kabinet onderzoeken hoe ook de werkenden in deze beweging meegenomen kunnen worden. 

Actualisering

Van Veldhoven besluit haar brief met de herhaling dat de keuzes rond het intensiveren van de beleidsinzet om te komen tot minder grondstoffengebruik aan een volgend kabinet is. Ook laat ze weten dat de komende maanden wordt gewerkt aan het actualiseren van het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie die in het najaar zal verschijnen. Daarbij staan de volgende thema’s centraal: hoger op de r-ladder, systeemverandering van lineair naar circulair en focus op de grondstoffen met de meeste impact.

CE in beginstadium

In januari verscheen het eerste Integrale Circulaire Economie Rapportage (Icer) van het PBL, over de voortgang van de circulaire economie in Nederland. Volgens het PBL bevond deze zich nog in een beginstadium. Hoewel de grondstoffenefficiëntie in ons land is toegenomen en er relatief veel aandacht is voor de circulaire economie, is het totale grondstoffengebruik sinds 2010 nauwelijks veranderd. Het PBL concludeerde dat vrijwillige afspraken, zoals het Plastic Pact of het Betonakkoord, ontoereikend zijn voor de ambitie van het kabinet om in 2050 te zijn overgeschakeld naar een volledig circulaire economie. Daarvoor zou meer moeten worden ingezet op heffingen, reguleringen, normen en voorwaarden bij vergunningverlening.

Ook de Reflectiegroep circulaire economie vond dat er sterker overheidsbeleid nodig was om de circulaire economie te bespoedigen. Aanbevelingen uit de notitie Rode Draden 2021 van het Versnellingshuis Nederland Circulair! wezen erop dat de afzetmarkt voor circulaire producten zich onvoldoende ontwikkelt door een gebrek aan launching customers, er een duidelijk pad naar 2030 en 2050 ontbreekt en de inspanningen om meer coördinatie vragen. Tot slot wees in november 2020 de Publieke Waardescan onder meer uit dat consumenten meer betrokken zouden moeten worden bij de ontwikkeling van de circulaire economie, en dat het kabinet meer zou moeten toewerken naar een meer integrale visie met daarin ook de klimaat- en energietransitie, kringlooplandbouw, de bouwopgave en de stikstofopgave.