Het is problematisch dat lachgascilinders voor schade en gevaarlijke situaties zorgen bij inzamelaars en milieustraten. Maar dat betekent niet dat het Rijk eventuele schade zal vergoeden. Ook is een retourpremie voor lachgascilinders geen goed idee.
Dit zegt demissionair staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) Vivianne Heijnen in antwoord op Kamervragen die Kamerleden Kiki Hagen en Joost Sneller (D66) vorige maand indienden. De Kamerleden deden dit naar aanleiding van een noodgreep die de Vereniging Afvalbedrijven (VA) en de NVRD enkele dagen eerder deden. Zij besloten toen om lachgascilinders bij alle milieustraten in Nederland te accepteren.
Hagen en Sneller wilden onder meer weten welke maatregelen IenW en het ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) gaan nemen om de veiligheid van afvalverwerkers en -inzamelaars te garanderen, en hoe zij gaan voorkomen dat lachgascilinders in het rest- en zwerfafval terechtkomen. Ook vroegen ze of de ministeries bereid zijn om per direct meer inleverpunten te faciliteren door bijvoorbeeld locaties van Rijksvastgoed beschikbaar te stellen, en gebruikers te motiveren hun lachgascilinders in te leveren, eventueel met een retourpremie.
Heijnen erkent dat ontploffingen van lachgascilinders leiden tot gevaarlijke situaties, en financiële gevolgen hebben voor de afvalsector, maar benadrukt tegelijkertijd ook dat dit niet het gevolg is van de invoering van het lachgasverbod dat op 1 januari 2023 is ingegaan. Dit soort gevaarlijke situaties worden volgens Heijnen veroorzaakt door mensen die handelen in strijd met wet- en regelgeving. “Het is - behoudens uitzonderingen - illegaal om handelingen te verrichten met lachgas en tevens illegaal om de lachgascilinders achter te laten in de openbare ruimte of te deponeren in het restafval”, zo schrijft de staatssecretaris. De Rijksoverheid is niet verantwoordelijk voor het handelen van mensen die illegaal lachgascilinders bij het restafval of in de openbare ruimte dumpen, waardoor ze vervolgens in verbrandingsinstallaties terechtkomen. Daarom ligt het volgens het kabinet niet in de rede dat eventuele schade door het Rijk wordt vergoed. Wel is het Rijk bereid te verkennen of een financiële tegemoetkoming nodig is, al dan niet gebruikmakend van bestaande regelingen, voor het treffen van maatregelen die bijdragen aan het mitigeren van de risico’s in de afvalbranche.
Voor zover de staatssecretaris weet, hebben zich sinds de invoering van het lachgasverbod nog geen ongelukken plaatsgevonden die hebben geleid tot menselijk letsel. Wel is zij op de hoogte gesteld van gevallen waarbij er sprake was van een concreet risico hierop. Heijnen heeft geen zicht op de financiële omvang van de schade, maar zegt wel dat de afvalsector deze vooralsnog raamt op 30 miljoen euro. Hierbij gaat het om de kosten voor het repareren en/of vervangen van installaties, en kosten die gebonden zijn aan het stilleggen van die installaties. Ook worden er kosten gemaakt voor het nemen van preventieve maatregelen.
Samen met JenV en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is de staatssecretaris bezig met het opzetten en uitvoeren van maatregelen die het illegaal dumpen van lachgascilinders tegen moeten gaan, en duidelijkheid geven over hoe te handelen als deze toch worden aangetroffen in de openbare ruimte. Handhaving van het lachgasverbod is hierbij een randvoorwaarde. Een belangrijke stap in de problematiek is dat het Openbaar Ministerie en de politie inmiddels tot het uitgangspunt zijn gekomen dat lachgascilinders die onbeheerd in de publieke ruimte worden aangetroffen naar alle waarschijnlijkheid leeg zijn. Daardoor vallen deze cilinders niet als drugs onder de Opiumwet, maar als gevaarlijk afval volgens de Wet milieubeheer. Milieustraten en afvaldiensten mogen ze daarom innemen en verwerken onder de voorwaarden die gelden voor gasflessen en andere drukhouders.
Tegelijkertijd betekent het ook dat niet bij elke gevonden cilinder melding hoeft te worden gedaan bij de politie, wat de werkdruk op de politie verlicht. Dat lege cilinders niet als drugsafval worden beschouwd, moet wel goed gecommuniceerd worden naar burgers. Inmiddels is er voor gemeenten en milieustraten een toolkit beschikbaar gesteld, bestaande uit communicatiematerialen en relevante informatie, die hen moet helpen omgaan met de situatie.
De retourpremie waar Hagen en Sneller in hun Kamervragen op zinspeelden wordt vanuit het Rijk afgeraden. Een retourpremie zou drugsgebruik indirect steunen, en het gebruik van lachgas normaliseren, terwijl het doel van het lachgasverbod juist is om het aanbod en daarmee het gebruik van lachgas als genotsmiddel terug te dringen. Ook kan een retourpremie negatief gedrag stimuleren, zoals statiegeldjagen door kinderen.
AEB Amsterdam startte afgelopen september een actie waarbij het tien euro betaalde voor elke lege lachgascilinder die werd ingeleverd. De actie was een succes: binnen 24 uur werden ruim 100 cilinders ingeleverd, en na vijf dagen stond de teller op maar liefst 1.500 cilinders, waarvan ook een aantal afkomstig was van buiten de regio Amsterdam. De drukte bij het inleverpunt zorgde volgens AEB af en toe voor onveilige situaties, wat het afvalbedrijf ertoe aanzette om de premie te halveren naar vijf euro per cilinder, met een maximum van vijf cilinders per persoon per dag.
Heijnen heeft van meerdere partijen te horen gekregen dat er behoefte is aan extra opslagcapaciteit voor (lach)gascilinders, maar wijst erop dat zij niet bevoegd is om locaties aan te wijzen. Wel kijkt zij toe en ondersteunt zij de bevoegde gezagen bij het vinden van extra locaties die voldoen aan de wettelijke eisen voor de opslag van gevaarlijk afval. Dat er te weinig opslag- en verwerkingscapaciteit is voor lachgascilinders, is een probleem van zowel politie en douane als gemeenten en milieustraten. Volgens Heijnen wordt interdepartementaal en met de bevoegde gezagen samen opgetrokken om hier een oplossing voor te vinden.