Categorie: Politiek en beleid | Gepubliceerd: 16 december 2024

'Bescherm de Nederlandse recyclingindustrie'

Woensdag organiseert de Tweede Kamer een inspraakronde om te horen hoe de circulaire economie uit zijn huidige dip moet komen en de impuls voor de toekomst krijgt. De ideeën daarvoor lopen redelijk synchroon, zo blijkt uit position papers.

Om de circulaire economie een vlucht te laten nemen, moet er onder andere beprijsd worden door de overheid. (Foto: Csaba Peterdi | Dreamstime)

De transitie naar een circulaire economie sputtert. De verandering gaat niet snel genoeg en er is zelfs tegenwind. Verschillende recyclingmarkten zitten in zwaar weer en bedrijven vallen om. De reden is dat de lineaire bedrijfsmodellen veruit de overhand hebben omdat ze goedkoper of makkelijker zijn. De Tweede Kamer organiseert op 18 december een ronde tafel om te inventariseren hoe het anders moet. Ernst Worrell van de Universiteit van Utrecht pleit voor een fair price. “Als we het Nederlandse bedrijfsleven een concurrerende positie willen geven dan is een aantrekkelijke markt nodig. Dat lukt niet als de kosten van afvalinzameling, verbranding, klimaatverandering en luchtverontreiniging niet meegenomen worden in de prijs van producten, stelt de wetenschapper. “Stimulering, beprijzing en normering zijn de instrumenten waarmee de overheid deze weeffouten in de spelregels en markten kan corrigeren.” Hij legt daarvoor het accent bij verbetering van de uitgebreide producenten verantwoordelijkheid (UPV). UPV’s zouden producenten echt verantwoordelijk moeten stellen voor hun product in de afvalfase door ook de niet door de UPV-organisaties ingezamelde productafvalstromen voor hun rekening te nemen, in plaats van de maatschappij zoals nu. UPV’s zouden daarnaast veel meer hergebruik en reparatie moeten aanmoedigen dan nu. Worrell wijst op de verschillende methodes die er bestaan om een eerlijke prijs voor geïmporteerde goederen te berekenen, maar die nog nauwelijks worden toegepast. Daardoor heeft de recyclingindustrie het moeilijk. Heffingen zijn een goed middel om dat te vereffenen. Ook normeren is een goed instrument dat breed ingezet kan worden om de circulaire economie op weg te helpen. Het gaat dan niet alleen om een minimum toepassing van recyclaat, maar ook over eisen aan repareerbaarheid of terugdringen van schadelijkheid. Normeren moet wel op Europese schaal plaatsvinden, maar Worrell ziet daarvoor al positieve ontwikkelingen bij de Europese Commissie.

Versterken en ombouwen van de UPV, of juist rust

Dat wordt beaamt door de Stichting Open. In lijn met het Circular Economy Action Plan en de aanbevelingen in het rapport-Draghi voor het opzetten van een interne markt voor afval en circulariteit, kan UPV op Europees niveau zorgen voor een gelijk speelveld en het bewaken van de buitengrenzen. Ook op nationaal niveau kan de UPV zorgen voor versnelling van de circulaire economie, maar de belangenbehartiger van lampen en electronica wil niet zo ver gaan als de wetenschappers voorstellen. Zij stellen dat er een visie moet komen op de financiering van de UPV, waarbij de kosten niet uitsluitend bij de producenten moeten worden neergelegd.

Natuur en Milieu kijkt ook naar de UPV als instrument voor het beprijzen en normeren en daarmee ondersteunen van de circulaire economie. De huidige UPV's zijn echter nog teveel gebaseerd op een lineair systeem. Ze moeten dus worden omgebogen. De UPV moet zich richten op langer gebruik van producten. Een punt dat ook de Fair Resource Foundation maakt. Daarvoor moeten binnen de product-UPV's doelen voor hergebruik en reparatie komen. Financiering van UPV's moet door de producenten meer zijn gebaseerd op het principe van de vervuiler betaald met een veel bredere tariefdifferentiatie ten gunste van circulaier ontwerp en materiaalgebruik. Tot slot denkt de milieu-organisatie dat in de organisatie van een UPV niet alleen de producenten maar ook het maatscjappelijk belang vertegenwoordig moet zijn.

Vasthouden aan de bestaande doelstellingen en rust bouwen in de keten. Dat wil Verpact met haar inspraak bereiken. Nergens zijn de normen zo hoog als in Nederland. Dus doe niet nu nog weer een schep bovenop de toch al ambitieuze Europese wetgeving zoals de Single Use Plastic (SUP)-richtlijn, de Verpakkingsverordening (PPWR) en de CSRD, vindt de vertegenwoordiger van de verpakkende industrie. Ook komende jaren komen er weer veel nieuwe normeringen bij. Dus wees kritisch op Nederlandse wetgeving die aanvullend is op bestaande Europese wetgeving, zo roept ze op verwijzend naar de Nederlandse UPV-verpakkingen die als enige in Europa naast recycledoelstellingen ook circulariteitsdoelstellingen kent. 

Niet nationaal maar Europees

De Federatie van Nederlandse rubber- en kunststofindustrie luidt voor de ronde tafel nog eens de noodklok: de Europese kunststofproductie nam in 2023 met 8,3 procent af en de hoeveelheid mechanisch gerecyclede post-consumer kunststoffen daalde met 7,8 procent, terwijl de wereldwijde productie van kunststof met 3,4 procent toenam. Als oplossing zet de NRK in op een uniform Europees beleid en ondersteuning van de onrendabele top als redmiddel voor de Nederlandse en Europese maakindustrie. Normeren en beprijzen ziet de NRK daarvoor als een goed middel als dat Europees en op productniveau plaatsvindt. En daar gaat het mis bij wat de regering voorstelt in de Nationale Circulaire Plastic Norm (NCPN) en de Circulaire Plastic Heffing (CPH). Dat geldt alleen voor de Nederlandse toeleverende maakindustrie en niet de partij die het product op de markt brengt. Geïmporteerde producten vallen daar dus niet onder.

De NRK ziet heil in een bijmengverplichting voor alle kunststofproducten die op de Nederlandse markt worden gebracht, ook voor geïmporteerde producten. Daarbij moeten voorwaarden gesteld worden aan de herkomst van het recyclaat dat wordt bijgemengd. De kunststoffederatie is namelijk bang dat anders goedkoop recyclaat uit Azië en Amerika de markt gaat overspoelen, ten koste van de Nederlandse industrie en ook de beoogde reductie van CO2. Tot slot moet tijdelijk de onrendabele top die de industrie nu heeft worden ondersteund door middel van een subsidie.

Een coalitie voor actie

Umincorp, een van de eerste bedrijven die in de huidige plasticcrisis ten onder ging, vindt juist dat de NCPN ingevoerd moet worden in 2025. Verpakkingen moeten dan minimaal 5 procent recyclaat bevatten en er moet een duidelijke routekaart zijn voor verhoging zodat bedrijven weten waar ze aan toe zijn. Daarnaast moet er een verbod komen op het verbranden of exporteren van plastic afval. Tot slot moet de recyclingindustrie door de overheid actief beschermd en gestimuleerd worden. Bovenal is het tijd voor actie. “Het is tijd voor een nieuwe aanpak: een actiegerichte coalitie van bedrijven, maatschappelijke organisaties, wetenschap en overheid, die samenwerkt om structurele verandering te realiseren. Deze actiegerichte coalitie is geen vrijblijvende denktank, maar een uitvoerende alliantie die gericht is op resultaten; het verder uitwerken en toezien op het implementeren van de aanbevelingen”, schrijft de in liquidatie verkerende-plasticrecycler aan de Tweede Kamer.

Ook Plastics Europe spreekt in op de rondetafel. In de position paper daarvoor verwijst de belangenbehartiger van de plasticindustrie naar de routekaart die ze voor de verduurzaming van de industrie heeft opgesteld. In het huidige beleid zien ze daar te weinig van terug. Een herziening van het beleid is dringend noodzakelijk vinden niet alleen de plasticproducenten, maar ook de Vereniging Afvalbedrijven, de VNCI, VNO-NCW en de NRK getuige een petitie die eerder deze maand door hen werd aangeboden. Een circulair akkoord met maatwerkaanpak sluit aan bij wat de industrie kan leveren. Daarbij hoort een mix van normeren, beprijzen en stimuleren. Bovenal roept de vertegenwoordiger op om te blijven kijken wat de effecten in breder verband zullen zijn: met welke maatregelen behouden we de industrie en met welke laten we ze gaan.

Quota stellen voor grondstoffenverbruik

Ook adviesbureaus leggen hun visie op tafel. Sufficiency, een onderzoeksbureau voor brede welvaart en de transitie naar een circulaire economie, komt met een heel andere oplossing. Er zou een quotum moeten komen op materialen die de komende periode schaars worden. Die vaststelling zou Europees moeten plaatsvinden en vervolgens dan via een veiling worden verdeeld. Het adviesbureau lijkt daarmee een vergelijkbaar systeem als het ETS-susteem voor CO2. Een second-best oplossing die minder effectief maar even efficiënt is, is de invoering van een Europese grondstoffenbelasting op een selectie van materiaalsoorten.

KPMG wijst op de andere transities die aan de gang zijn en de enorme investeringen die deze vergen, zoals woningbouw en de energietransitie. Door daar in te zetten op circulariteit kunnen vele vliegen in één klap worden geslagen. Verder zou de overheid meer werk moeten maken van data verzamelen en deze transparant maken. Reparatie en hergebruik vergt veel informatie en zonder een overheid die hierop regie voert komt dat niet van de grond. Tot slot zou er volgens KPMG een circulaire economie wet moeten komen, net zoals in enkele andere Europese landen. Kabinetsbrede verantwoordelijkheden en heldere focus op grondstoffenstrategie en circulaire doelstellingen die we frequent meten voor Nederland gaan daarmee dan hand in hand.