Categorie: Politiek en beleid | Gepubliceerd: 04 december 2024

Opnieuw uitstel voor Besluit melden na kritiek uit afvalsector

Ontdoeners hoeven ontvangers van hun afvalstoffen met ingang van volgend jaar niet te informeren over zeer zorgwekkende stoffen zoals voorgeschreven in het gewijzigde Besluit melden. Milieustaatssecretaris Chris Jansen is niet doof voor de kritiek op deze eis van afvalbedrijven.

Staatssecretaris Chris Jansen stelt de inwerkingtreding van het gewijzigde Besluit melden opnieuw uit. (Foto: Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat)

Het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke stoffen (kortweg: Besluit melden) gaat in principe pas in per 1 juli 2025. Dat schrijft staatssecretaris Chris Jansen van Infrastructuur en Waterstaat vandaag (4 december) in een brief aan de Tweede Kamer. Daarmee komt de staatssecretaris tegemoet aan de afvalsector, die al langer bijzonder kritisch is op dit gewijzigde besluit. Afgelopen voorjaar besloot de inmiddels afgezwaaide minister Mark Harbers al eens om de inwerkingtreding van het besluit uit te stellen na kritiek van afvalbedrijven.

Het Besluit melden regelt dat ontdoeners de ontvangers van hun afvalstoffen moeten informeren over zeer zorgwekkende stoffen. De manier waarop de minister hier invulling aan wil geven, brengt bedrijven in de afvalketen echter in grote problemen. De wijziging houdt in dat ontdoeners verplicht worden om ontvangers van afvalstoffen de namen te geven van alle zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) die genoemd staan in hun milieuvergunning of in hun documentatie in het kader van de verplichte minimalisatie van ZZS. Afvalbedrijven die afvalstoffen (deels) doorzetten naar een volgende verwerker moeten vervolgens ook alle namen van de ZZS doorgeven die verstrekt zijn bij de ontvangst van de afvalstof. Dit moet voorkomen dat informatie tussen twee schakels verloren gaat.

Gelijk speelveld

Afvalbedrijven hebben verschillende problemen met deze werkwijze. Ze voorzien dat er in de keten uitgebreide lijsten met ZZS gedeeld worden, maar zonder dat die informatie slaat op de aard en de samenstelling van de afvalstof die uitgewisseld wordt. Wel moet die informatie allemaal worden beoordeeld. Ook vrezen ze dat veel ontdoeners geen aanvullende informatie kunnen of willen geven en dat omgevingsdiensten en afnemers van gerecycled materiaal zullen verlangen dat de afvalbedrijven voor alle ZZS waarvan de namen verstrekt zijn, meten in hoeverre ze aanwezig zijn, ook als de ontdoener aangeeft dat ze afwezig zijn. Ze vrezen ook dat een omgevingsdienst een afvalbedrijf hangende het onderzoek zou kunnen gelasten de inname van de afvalstof te staken of dat afnemers van gerecycled materiaal zouden kunnen afhaken.

Jansen is het met de afvalbedrijven eens dat dit onwenselijke reacties zouden zijn en dat dit vraagt om goede voorbereiding en afspraken. In gesprekken met de afvalsector is vastgesteld dat een gelijk speelveld voor afvalverwerkers essentieel is. Verwerkers moeten het vertrouwen hebben dat ze bij ontdoeners informatievragen kunnen neerleggen zonder dat die ontdoeners uitwijken naar andere afvalbedrijven die geen “moeilijke vragen” stellen. In een gelijk speelveld is te borgen dat ontdoeners de kosten dragen voor het vergaren van informatie, zoals ze ook de andere kosten van de afvalverwerking dragen. De lasten voor de afvalbedrijven beperken zich dan tot overleg met bevoegd gezag en ontdoeners over hoe en door wie de verlangde informatie het best verkregen kan worden.

Maatwerk en leidraad

Om een gelijk speelveld en een juiste omgang met de verstrekte ZZS-namen te bereiken, wil Jansen erop inzetten dat omgevingsdiensten samen per afvalstroom (maatwerk) tot een afgestemde set informatie-eisen komen, voordat ze deze opleggen aan afvalbedrijven. Afstemming van informatie-eisen tussen de omgevingsdiensten kan niet voor alle afvalstromen en alle ZZS tegelijk, er zal een prioritering bepaald moeten worden. Op deze manier wordt met de te volgen werkwijze ervaring opgedaan die voor volgende afvalstromen en ZZS kan worden toegepast.

Jansen wil dit proces met een leidraad faciliteren, zodat op die manier de handelwijze voor een ieder helder uiteen is gezet en op dezelfde wijze wordt gehanteerd. De leidraad zal ook ingaan op de vraag welke aanvullende informatie van ontdoeners als een afdoende onderbouwing geldt dat een ZZS niet in de betreffende afvalstof aanwezig is en welke stappen gezet kunnen worden bij onvoldoende medewerking van een ontdoener. De leidraad moet een duidelijk handelingsperspectief geven, waarbij de continuïteit van inname en verwerking zo veel mogelijk wordt geborgd. Het ministerie wil de leidraad in het eerste halfjaar van 2025 opstellen in samenspraak met de partijen die ermee gaan werken: de afvalsector en het decentrale bevoegd gezag. Om dit proces de ruimte te geven, is het voornemen om de inwerkingtreding van de wijziging van het Besluit melden uit te stellen tot 1 juli 2025.