Nederlandse bedrijven hebben grote moeite met de Franse markt. Een aantal heeft met de overheid een convenant gesloten om dat te doorbreken. Deel 5: Sustec.
Voor Sustec is de Franse markt nieuw, maar dat geldt eigenlijk voor alle landen. Het bedrijf dat installaties voor thermische hydrolyse voor organisch afval ontwerpt en bouwt heeft namelijk in maart haar eerste installatie operationeel bij het WaterschapsbedrijfLimburg in Venlo. Door het thermisch hydroliseren ontstaat na de vergisting een digestaat, dat vrij is van (ziekte)kiemen. Daardoor kan het in Europa in de landbouw worden toegepast of worden geëxporteerd. Uniek aan het Sustec-proces is dat het vóór het vergassingsproces wordt geplaatst en een continue proces is. Voordeel daarvan is dat de opbrengsten aan biogas hoger zijn, de doorzet door de vergister wordt vergroot en dat het digestaat makkelijker ontwaterd kan worden. Nadeel is dat niet alle stromen verwerkt kunnen worden. Gft is bijvoorbeeld lastig, vooral door de houtachtige producten uit het tuinafval. Maar slib uit waterzuiveringen gaat uitstekend. Of een Sustec installatie meerwaarde biedt hangt daarom af van factoren als de grootte van de installatie en wat er met het digestaat gebeurt.
Nu de demonstratiefase voorbij is en de eerste echte grote plant in Venlo draait, kan de vermarkting voor Sustec beginnen. Aan Jan Pereboom de taak om dat commercieel op te zetten. “Ik verwacht dat van de 12000 vergisters in Europa er 100 tot misschien zelfs 500 geïnteresseerd zouden kunnen zijn.” Nederland is momenteel overigens een van de belangrijkste markten. Sustec denkt dat er vijf tot zeven van haar installaties kunnen komen te staan. “De grootste markt is nu Engeland en Ierland”, weet Pereboom. “Daar staan nu 18 hydrolyse installaties, terwijl er in de hele wereld iets meer dan 40 zijn.
In Frankrijk is de markt lastiger. De eisen aan digestaat zijn veel soepeler. Ook niet-gehygiëniseerd digestaat mag daar in de landbouw worden toegepast.” In andere Europese landen mag dat niet altijd, vanwege mogelijke microbiële agentia die in voedsel resten (bijvoorbeeld van swill) aanwezig kunnen zijn.
De Franse markt is dus voor Sustec niet vanzelfsprekend en het zal vooral afhangen of bedrijven digestaat willen exporteren of op een andere manier bewerkt willen zien. Dat er een markt is, is wel duidelijk want er is ook een concurrent. Veolia heeft in juni, dus iets later dan Sustec, een plant in gebruik genomen in Lille. Om de markt te peilen doet Sustec daarom mee aan de PIB voor Frankrijk. In het 'Partners for International Business' trekken Nederlandse bedrijven en de overheid samen op om de gesloten Franse markt open te breken. Pereboom verwacht er veel van. “We denken hierdoor ook contacten in andere landen te krijgen. Dat geldt zeker voor onze deelname aan de Pollutec.” Samen met zes andere ondertekenaars van het convenant staat Pereboom in het Holland Paviljoen op de Pollutec begin december.
Pereboom is ook blij met het feit dat flink wat bedrijven meedoen. “Als de PIB een groot aantal bedrijven meetrekt dan wordt het vanzelf interessant. Dan krijg je het zwaan-kleef-aan principe. Niet alleen voor de Nederlandse bedrijven, maar ook voor de Franse. Die willen natuurlijk toch ook graag in gesprek komen met een grote club.”